Bijles Kyle 09-04-2021

Bijles 09-04-2021
Goedemiddag!

De kracht van een goede bijles zit in je eigen motivatie.

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

Onderdelen in deze les

Bijles 09-04-2021
Goedemiddag!

De kracht van een goede bijles zit in je eigen motivatie.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Uitleg woordsoorten
  • Oefenen met woordsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Welke woordsoorten ken je al?

Slide 3 - Woordweb

LIDWOORDEN

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je al over het lidwoord?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Video

Lidwoorden
In het Nederlands kennen we drie lidwoorden:
  1.  de
  2. het
  3. een

De lidwoorden worden verdeeld in twee: onbepaalde lidwoorden en bepaalde lidwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Lidwoorden deel 2
De drie lidwoorden worden verdeeld in:

Het bepaalde lidwoord (blw): de, het (geeft één speciaal ding aan)
Het onbepaalde lidwoord (olw): een (kan elk willekeurig ding zijn)

Slide 8 - Tekstslide

Dus:
  • In totaal drie lidwoorden --> de, het, een
  • Bepaalde lidwoorden --> de / het
  • Onbepaald lidwoord --> een

Voorbeelden:
  • Het konijn eet een wortel.
  • Tegen de muur staat een kast.

Slide 9 - Tekstslide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD

Slide 10 - Tekstslide

Wat weet je al over het zelfstandig naamwoord?

Slide 11 - Woordweb

Slide 12 - Video

Het zelfstandig naamwoord
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten.


Slide 13 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord deel 2
Zelfstandige naamwoorden kunnen concreet zijn (iets wat je kunt vasthouden, bijvoorbeeld een tafel) of abstract (iets wat je niet kunt vasthouden, bijvoorbeeld de geest)

Ook eigennamen zijn zelfstandige naamwoorden --> Caro, Frankrijk, de Amstel

Slide 14 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

Slide 15 - Tekstslide

Wat weet je al over het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 16 - Woordweb

Slide 17 - Video

Het bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het geeft een eigenschap, kenmerk of toestand aan van een zelfstandig naamwoord. Vaak staan ze voor het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen, maar niet altijd!! 

Voorbeelden:
De rode auto --> rode zegt iets over de auto
De auto is rood --> rood zegt iets over auto en is dus bijvoeglijk naamwoord


Slide 18 - Tekstslide

WERKWOORD

Slide 19 - Tekstslide

Wat weet je al over het werkwoord?

Slide 20 - Woordweb

Het werkwoord
Een werkwoord is iets dat je doet of iets dat gebeurd.
Bijv. fietsen (kun je doen) of regenen (iets dat gebeurd).
Onthoud: een werkwoord kun je vervoegen, dat betekent dat het veranderd als je er ik, hij, wij voorzet. 
Fietsen: ik fiets - hij fietst - wij fietsen
Regenen: het regent
Als je de tijd van een zin veranderd, veranderd het werkwoord.
Ik fiets naar school. / Ik fietste naar school. ww= fiets, want dat veranderd.




 

Slide 21 - Tekstslide

VOORZETSELS

Slide 22 - Tekstslide

Wat weet je al over de voorzetsels?

Slide 23 - Woordweb

Slide 24 - Video

Het voorzetsel
Een voorzetsel is een woord dat je niet kunt veranderen. Het is dus altijd hetzelfde, of het nu voor een zelfstandig naamwoord in enkelvoud of meervoud staat. 

Je kunt een voorzetsel voor een zelfstandig naamwoord zetten:
De vogel vloog tegen het raam. 

Slide 25 - Tekstslide

Het voorzetsel deel 2
Twee regels:
  1. Voorzetsels zijn woorden die je voor "de kooi" kunt zetten.
  2. Voorzetsels zijn woorden die je voor "het schoolfeest" kunt zetten.

Slide 26 - Tekstslide

Het voorzetsel deel 2
Twee regels:
  1. Voorzetsels zijn woorden die je voor "de kooi" kunt zetten.
  2. Voorzetsels zijn woorden die je voor "het schoolfeest" kunt zetten.

Slide 27 - Tekstslide

TELWOORDEN

Slide 28 - Tekstslide

Wat weet je al over de telwoorden?

Slide 29 - Woordweb

Het telwoord
Telwoorden zijn vrij makkelijk te herkennen: je kunt er bij tellen óf ze geven een volgorde aan.  
Telwoorden worden verdeeld in twee groepen en die groepen worden ook weer verdeeld in twee groepen:
telwoorden
↙ ↘
hoofdtelwoorden rangtelwoorden
↙ ↘                                    ↙ ↘
bepaald onbepaald         bepaald onbepaald

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Het telwoord deel 2
Hoofdtelwoord
Hoofdtelwoorden zijn woorden die je gebruikt als je telt of als je een hoeveelheid aan wil geven. Een bepaald hoofdtelwoord geeft een precies aantal aan en een onbepaald hoofdtelwoord geeft juist géén precies aantal.

Rangtelwoord
Rangtelwoorden geven de volgorde aan. Een bepaald rangtelwoord geeft de precieze positie aan en een onbepaald ragtelwoord is juist niet precies.


Slide 32 - Tekstslide

Het telwoord deel 3
Voorbeelden:
Bepaald hoofdtelwoord --> één, twee, drieënvijftig, beide, allebei
Onbepaald hoofdtelwoord --> enkele, verschillende, veel, weinig

Bepaald rangtelwoord --> eerste, tweede, derde, honderdste
Onbepaald rangtelwoord --> zoveelste, hoeveelste, middelste

Slide 33 - Tekstslide

PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD

Slide 34 - Tekstslide

Wat weet je al over het persoonlijk voornaamwoord?

Slide 35 - Woordweb

Slide 36 - Video

Het persoonlijk voornaamwoord
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken. Persoonlijke voornaamwoorden staan altijd alleen, dus altijd zonder zelfstandig naamwoord. Een persoonlijk voornaamwoord kan een zelfstandig naamwoord vervangen.

Voorbeeld:
De jongen gaat naar school.
Hij gaat naar school.

Slide 37 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord deel 2
Alle woorden die persoonlijke voornaamwoord kunnen zijn, staan in het schema:

Enkelvoud:                                                             Meervoud                                                              
Eerste persoon --> ik                                        Eerste persoon --> wij
Tweede persoon --> jij/u                                 Tweede persoon --> jullie
Derde persoon --> hij/zij/het                         Derde persoon --> zij

Slide 38 - Tekstslide

BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD

Slide 39 - Tekstslide

Wat weet je al over het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 40 - Woordweb

Slide 41 - Video

Het bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Het bezittelijk voornaamwoord staat bijna altijd voor een zelfstandig naamwoord. Het zelfstandig naamwoord is dan van iemand.
Enkelvoud:                                             Meervoud:
Eerste persoon -->mijn                   Eerste persoon --> onze/ons
Tweede persoon --> jouw/uw       Tweede persoon --> jullie/uw
Derde persoon --> zijn/haar         Derde persoon --> hun

Slide 42 - Tekstslide

OEFENEN

Slide 43 - Tekstslide

Dat was het voor vandaag!
Als huiswerk voor maandag maak je het werkblad. Dit werkblad zou ik je via de mail sturen.

Slide 44 - Tekstslide