herhaling interactievaardigheden periode 5 week 8

School en didactiek
Periode 5 week 8
ophalen kennis
interactievaardigheden
Deze vaardigheden komen iedere dag terug in je stagelopen, en ook tijdens je examens, wordt er van je verwacht dat je dit kunt laten zien. 
Daarom een korte herhaling. 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

School en didactiek
Periode 5 week 8
ophalen kennis
interactievaardigheden
Deze vaardigheden komen iedere dag terug in je stagelopen, en ook tijdens je examens, wordt er van je verwacht dat je dit kunt laten zien. 
Daarom een korte herhaling. 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
  • De student legt het begrip interactievaardigheid
uit
  • De student kan de interactievaardigheden
opnoemen
  • De student kan 1 praktijkvoorbeeld bij elke
interactievaardigheid opnoemen

Slide 2 - Tekstslide

Weet jij nog wat het begrip interactievaardigheden inhoud?

Slide 3 - Open vraag

Interactievaardigheden
Interactie= wisselwerking tussen jou en de leerlingen.
Je zorgt door een goede grondhouding dat kinderen zich veilig en prettig bij je voelen.
Je sluit je interactie aan bij de behoefte, niveau en leeftijd van het kind.



Slide 4 - Tekstslide

schrijf de zes interactievaardigheden hier neer.

Slide 5 - Open vraag

6 interactievaardigheden

Slide 6 - Tekstslide

Basale vaardigheden
educatieve vaardigheden
sensitieve responsiviteit
respect voor autonomie
structureren en grenzen stellen
praten en uitleggen
ontwikkelingsstimulering
begeleiden van interacties

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

Casus: Sensitiviteit responsiviteit
(emotionele ondersteuning bieden)

Slide 9 - Tekstslide

In je vorige dia zag je een praktijk voorbeeld van sensitiviteit responsiviteit.
Leg uit waarom dit voorbeeld bij sensitiviteit responsiviteit hoort.

Slide 10 - Open vraag

Sensitiviteit responsiviteit
Een kind heeft anderen nodig om zich prettig te kunnen voelen en zich goed te kunnen ontwikkelen. Het heeft behoefte aan aandacht, warmte en emotionele steun.
Met responsiviteit wordt bedoeld dat onderwijsassistenten op een goede manier ‘antwoorden’ op de signalen van kinderen.
Je bent responsief wanneer je op de juiste manier inspeelt op de
signalen van het kind.
Het is daarvoor belangrijk om de emoties en gevoelens van kinderen, bijvoorbeeld bij angst of
verdriet, te verwoorden. 
Op deze manier laat de onderwijsassistent merken dat zij zich betrokken voelt bij wat het
kind doet, voelt en meemaakt, dat ze hier begrip voor heeft en het kind hierin ondersteunt.

Slide 11 - Tekstslide

Respect voor de autonomie
Met de interactievaardigheid ‘het kunnen respecteren van de autonomie’ wordt bedoeld dat de onderwijsassistent kinderen in de groep als individuen ziet en erkent; kinderen zijn allemaal mensen met hun eigen gewoontes, voorkeuren en ideeën.
Het erkennen van autonomie gebeurt aan de ene kant verbaal doordat de onderwijsassistent benoemt wat kinderen voelen, zien, ervaren.
Behalve dit soort verbale erkenning van de autonomie van kinderen kunnen onderwijsassistenten er voor zorgen dat kinderen veel dingen zelf mogen doen, eigen ideeën mogen uitproberen, zelf oplossingen mogen verzinnen.
Kortom: kinderen mogen zelf ervaringen opdoen. Het is voor kinderen waardevol om te ervaren dat zij zelf iets kunnen zoals iets oplossen of iets bedenken, pakken of doen. En dat op hun eigen manier.

Slide 12 - Tekstslide

hoe heb je in je examen de kinderen autonomie kunnen geven?

Slide 13 - Open vraag

Structuur en grenzen stellen
Bij structuren en grenzen stellen gaat het erom dat je goed duidelijk kan maken wat je van de kinderen in de groep verwacht en dat je ervoor zorgt dat de kinderen zich daar ook aan houden.

Onderwijsassistenten helpen kinderen zich aan de afspraken te herinneren en door tijdig in te grijpen als het er naar uit ziet dat een kind een regel vergeet; geeft ook duidelijke uitleg aan de kinderen over wat zij van hen verwacht in een bepaalde situatie zoals bij het uitvoeren van een taak of een werkje, een speelactiviteit 

Bij het aanbrengen van structuur hoort ook controle of de afspraken nagekomen worden.
En zorgt zelf ook dat je voorspelbaar ( consequent) bent in je gedrag. 

Slide 14 - Tekstslide

wat vind jij lastig aan grenzen stellen?

Slide 15 - Woordweb

Praten en uitleggen.
Welke hoort er niet bij?
A
je gebruikt taal die bij de kinderen past
B
je vertelt wat de kinderen moeten doen.
C
je praat met de kinderen
D
je neemt kinderen serieus in een gesprek

Slide 16 - Quizvraag

Praten en uitleggen
Bij de vaardigheid praten en uitleggen gaat het over de taal die jij gebruikt bij het begeleiden van kinderen. Geef informatie en uitleg die is aangepast aan de situatie, de interesses en het ontwikkelingsniveau van het kind.
Praat met de kinderen in plaats van tegen hen.
Geef kinderen de ruimte om hun eigen bijdrage aan de gesprekken te leveren.
Neem de opmerkingen van kinderen in gesprekken serieus en reageer daar op de juiste manier op

Slide 17 - Tekstslide

Als we praten over ontwikkelingsstimulering, welke ontwikkelingsgebieden bedoelen we dan?

Slide 18 - Open vraag

Ontwikkelingsstimulering
Bij ontwikkelingsstimulering gaat het om kinderen te begeleiden bij het vergroten van vaardigheden en kennis. 

Het gaat daarbij om verschillende ontwikkelingsgebieden zoals
cognitieve ontwikkeling, taalontwikkeling, motorische ontwikkeling en de sociaal emotionele
ontwikkeling.

Slide 19 - Tekstslide

bij het begeleiden van interacties wordt bedoelt :
je grijpt alleen in als er een ruzie is
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Begeleiden van interacties
Tijdens het ‘samenleven’ op de groepen hebben kinderen onderling contact. Deze ervaringen kunnen hun sociaal emotionele ontwikkeling zowel positief als negatief beïnvloeden.

Dat betekent niet alleen dat de pedagogisch medewerker negatieve
situaties zoals ruzie in goede banen leidt, maar ook dat zij positieve
interacties tussen kinderen opmerkt, waardeert en beloont.

Slide 21 - Tekstslide

wanneer heb de laatste keer een interactie begeleid?
wat deed je?

Slide 22 - Open vraag

De kennis van interactivaardigheden is weer up to date
helemaal mee eens
ik wist nog veel
nee, ik weet nog steeds niet wat ik er mee moet

Slide 23 - Poll