Deze les ga je verder met het schrijven van een informatieve tekst.
4.4 Schrijven en formuleren
Slide 4 - Tekstslide
Zo schrijf je een informatieve tekst
Een informatieve tekst bestaat uit een:
Inleiding : het onderwerp en trek de aandacht van de lezer.
kern :het middenstuk waar je van alles verteld over het onderwerp (deelonderwerpen).
slot : het einde van de tekst
Gebruik voor ieder deelonderwerp een aparte alinea.
4.4 Schrijven en formuleren
Informatieve tekst inleiding
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeld van een inleiding
4.4 Schrijven en formuleren
Tekst
Bij ons op school staan drie Friese paarden in de wei. Mooie, vriendelijke, rustige paarden, en altijd helemaal zwart. Zijn er geen witte Friese paarden? En waarom willen zo veel paardenliefhebbers eigenlijk graag een Fries paard hebben?
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld van een inleiding
4.4 Schrijven en formuleren
Tekst
Er was eens een groot zwart paard dat elke ochtend vrolijk wakker werd in zijn stal. Hij leefde daar heerlijk samen met andere grote zwarte paarden. Op en dag kwam er een grote vrachtwagen het terrein op en nam hem mee.
Slide 7 - Tekstslide
hoe zit het met een deelonderwerp?
4.4 Schrijven en formuleren
Tekst
Het Friese Paard (onderwerp)
deelonderwerpen
de verzorging hoe ziet het er uit internationaal beroemd
Slide 8 - Tekstslide
Je gaat een informatieve tekst schrijven over een dier.
Je kiest zelf een dier (dat is jouw onderwerp)
Over dit dier ga je op zoek naar allerlei informatie (deelonderwerpen) - kies drie deelonderwerpen. Bijvoorbeeld: wat voor dier is het, hoe ziet het eruit, wat eten het dier, wat is de verzorging, enz. - schrijf drie alinea's over de drie deelonderwerpen, dit mag in Word. - de tekst is bedoeld voor een schoolkrant. Het is dus een informatieve tekst
4.4 Schrijven en formuleren
Zelfstandig werken - schrijven van een tekst
Slide 9 - Tekstslide
Informatie zoeken
4.4 Schrijven en formuleren
Zoek informatie op internet over jouw gekozen dier.
Gebruik niet alle informatie, maar alleen de informatie over jouw deelonderwerp.
Je mag de tekst kopiëren naar Word, maar........
'herschrijf' het wel in je eigen worden.
Haal dus lastige woorden eruit, of gebruik woorden die jij ook zou gebruiken.
timer
20:00
Slide 10 - Tekstslide
Het stappenplan
4.4 Schrijven en formuleren
1. Bedenk een dier waar je het over wil hebben.
2. Bedenk 2 deelonderwerpen van jouw dier waar je over wil hebben.
3. Zoek informatie op internet over jouw dier en jouw deelonderwerp.
4. Schrijf je inleiding
5. Schrijf de kern (middenstuk)
6. schrijf het slot
timer
20:00
Slide 11 - Tekstslide
4.1 - Meerkeuze vragen (blz. 110)
In een tekst staan vaak verwijswoorden. Ze verwijzen naar één of meer woorden in de tekst, soms zelfs naar een hele zin. Een schrijver gebruikt verwijswoorden, zodat hij niet steeds dezelfde woorden hoeft te gebruiken. Daardoor leest een tekst prettiger.
Als je wilt weten waar een verwijswoord naar verwijst, stel je een vraag die begint met wie, wat, waar of welk(e).
Voorbeeld:
De hond van Jason heeft vrijdag een duur foutje gemaakt.
Hij heeft een portemonnee met tweeduizend euro opgegeten.
Vraag: wie heeft een portemonnee met tweeduizend euro opgegeten?