Week 7 Nederlands 3 havo

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands 3 havo week 7

Slide 2 - Tekstslide

Agenda week 7  15 februari t/m 19 februari 2021
  • Is het gelukt met het inleveren van het betoog?
  • Ik start deze week met nakijken. Het cijfer volgt in de week na de vakantie.
  • Deze week: opdracht presentatie. De opdracht telt 1 x mee voor je cijfer in rapportperiode 2.
  • Antwoorden weektaak 6 bespreken.
  • Zorg voor een nieuw leesboek. De krant mag ook!

Slide 3 - Tekstslide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 4 - Tekstslide

Schrijven - betoog
Opdracht rapport 2 
Inleveren via de elo op vrijdag 12 februari

Hoe ging het?

Slide 5 - Tekstslide

PTD rapportperiode 2 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
201
PW
Lezen + woordenschat en theorie lezen
45 min
3
Nee
202
SO
Presentatie
10 min
1
Nee
203
SO
Schrijfopdracht (betoog)
45 min
2
Nee

Slide 6 - Tekstslide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week:
  • Je gaat een presentatie voorbereiden m.b.v. de theorie die je hebt geleerd

Slide 8 - Tekstslide

De antwoorden van de gemaakte opdrachten van weektaak 6 staan aan het eind van de les.

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg theorie
Deze week heb je de mogelijkheid om de stof voor presenteren te herhalen en je presentatie voor te bereiden.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Presentatie

  • Werk aan je opdracht

Slide 12 - Tekstslide

44. Publiek

Slide 13 - Tekstslide

44. Publiek

Slide 14 - Tekstslide

44. Publiek

Slide 15 - Tekstslide

44. Publiek

Slide 16 - Tekstslide

44. Publiek

Slide 17 - Tekstslide

44. Publiek

Slide 18 - Tekstslide

44. Publiek

Slide 19 - Tekstslide

44. Publiek

Slide 20 - Tekstslide

44. Publiek

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • Weet je waar je op moet letten als je een presentatie gaat maken?
  • Waar moet je op letten bij het houden van een presentatie?

Slide 23 - Tekstslide

Inleveren huiswerk

Slide 24 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 25 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 26 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 27 - Open vraag

Nakijken weektaak - week 6

Slide 28 - Tekstslide

Lezen/maken: argumentatie

  • Maak opdracht 62 en 7  op bladzijde 81

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 6 bladzijde 81
 a Scholen voor hoogbegaafde kinderen kosten extra geld omdat de klassen kleiner zijn en er gezorgd wordt voor extra lesstof.
 b Bijvoorbeeld:
 - In het speciaal onderwijs krijgen ze les van een leerkracht die gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid.
 - De grapjes van de kinderen worden daar begrepen door leeftijdsgenoten en ze voelen zich minder raar en anders.
 - De leerkracht weet hoe hij moet omgaan met frustratie en faalangst.
 - De leerling kan de begeleiding krijgen die hij nodig heeft.

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 6 bladzijde 81
c Een hoogbegaafd kind kan in het hoogbegaafdenonderwijs leren doorzetten, samenwerken, plannen, organiseren en hij kan discipline ontwikkelen.
 d Het kind wordt op een normale school omringd door leerkrachten en kinderen die het kind niet begrijpen, wat ook vaak leidt tot buitensluiten.

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 7 bladzijde 81
a Het is goed als hoogbegaafde kinderen bij elkaar worden gezet en les krijgen van een leerkracht die gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid. (r. 29)
 b Bijvoorbeeld: In r. 58-64 wordt nevenschikkende argumentatie gebruikt. De schrijver ondersteunt haar standpunt (het reguliere onderwijs is niet passend voor hoogbegaafde kinderen) met het argument dat ze daar worden omringd door leerkrachten en kinderen die de hoogbegaafde kinderen niet begrijpen. Ze vervolgt, met een tweede argument, dat dat ook vaak leidt tot buitensluiting. Samen vormen deze twee argumenten als het ware één groot blokargument voor haar standpunt.
 c Bijvoorbeeld: In r. 29-35 gebruikt de schrijver onderschikkende argumentatie. Voor het standpunt ‘het is goed als deze kinderen bij elkaar worden gezet en les krijgen van een leerkracht die gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid’ geeft ze als argument dat de kinderen zich dan niet meer zo anders of raar voelen. Dat argument licht ze toe met een ondergeschikt argument: de kinderen voelen zich niet meer zo anders of raar, omdat hun grapjes worden begrepen. De argumentatie is onderschikkend, omdat het gaat om een argument bij een argument dat een standpunt verdedigt.

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 7 bladzijde 81
d Bijvoorbeeld: Standpunt  (argument 1 ( argument a) + argument 2 ( argument b) + argument 3 ( argument c)).
  Standpunt = Het is goed als hoogbegaafde kinderen bij elkaar worden gezet en les krijgen van een leerkracht die gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid.
  Argument 1 = De kinderen voelen zich niet meer zo anders of raar.
  Argument a = Hun grapjes worden begrepen door leeftijdsgenoten.
  Argument 2 = Een deskundige leerkracht heeft de nodige kennis en kunde.
  Argument b = Een reeks van behoeften van een hoogbegaafd kind die specifiek zijn voor deze groep.
  Argument 3 = Het is niet sociaal om niet-passend regulier onderwijs te geven.
  Argument c = Op het reguliere onderwijs wordt zo’n kind omgeven door leerkrachten en kinderen die het kind niet begrijpen (met ondergeschikt argument van buitensluiting).
 e Bijvoorbeeld: Ik vind de tekst als geheel een voorbeeld van nevenschikkende argumentatie. De schrijver heeft enkele argumenten die samen het hoofdargument vormen dat hoogbegaafden zich beter thuis zullen voelen in het hoogbegaafdenonderwijs.

Slide 33 - Tekstslide

Lezen/maken: publiek

  • Maak opdracht 2 en 4  op bladzijde 179
  • Maak opdracht 8 en 10  op bladzijde 181

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 179
2 a Bijvoorbeeld: In het jeugdjournaal werd er meer ingegaan op wat het effect op kinderen is, terwijl er in het Achtuurjournaal meer (achtergrond)informatie werd gegeven.
 b Bijvoorbeeld: In het jeugdjournaal wordt eenvoudiger taal gebruikt dan in het Achtuurjournaal. De woorden zijn gemakkelijker en worden beter uitgelegd.
 c Eigen antwoord. Let op dat het antwoord een uitleg bevat.

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht 4 bladzijde 179
4 Te beoordelen door de docent. Let op dat in het bericht rekening is gehouden met de doelgroep (met name met de leeftijd van de ontvanger). Een voorbeeld hierbij is dat oudere mensen beter met u aangesproken kunnen worden, maar dat dit bij kinderen/jongeren niet gebruikelijk is.

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht 8 bladzijde 181
8 a Ja. Hij kan dat doen door leerlingen de beurt te geven, maar hij kan ook een quiz maken en dingen digitaal in laten vullen.
 b Nee. Als een advocaat een pleidooi houdt, mag hij niet onderbroken worden.
 c Ja. Dit gebeurt vaak door mensen één voor één aan het woord te laten.
 d Nee. Een musical heeft over het algemeen geen interactie. Het is niet gebruikelijk om, zoals bij concerten, als publiek mee te zingen of mee te klappen.
 e Ja. Als hij een uitspraak doet, laat het publiek weten dat ze het roerend met hem eens zijn door te klappen of te juichen.

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht 10 bladzijde 181
Als je een antwoord niet weet, kun je dat vaak het beste gewoon toegeven. Je kunt er dan wel altijd bij zeggen dat je het antwoord op gaat zoeken en diegene later alsnog het antwoord geeft.

Slide 38 - Tekstslide

Weektaak 7 afgerond

Slide 39 - Tekstslide