Formuleren H6

Formuleren
Hoofdstuk 6
donderdag 27 mei
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formuleren
Hoofdstuk 6
donderdag 27 mei

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Lesdoel: je weet wat incongruentie is en je kan het voorkomen

- absentie
- huiswerk nakijken
- uitleg incongruentie en zinnen onjuist begrenzen
- aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Verbeter het woord: De docent en de leerling discussieren over het antwoord.

Slide 3 - Open vraag

Zet de zin in de verleden tijd: Tim (haten) zijn broer toen hij hem de schuld gaf.

Slide 4 - Open vraag

Zet de zin in de verleden tijd: De gebouwen (storten) in na de explosie.

Slide 5 - Open vraag

Zet de zin in de verleden tijd: Hij (baden) in het zweet toen hij wakker werd na die nachtmerrie.

Slide 6 - Open vraag

Huiswerk bespreken
Klassikaal opdracht 6 t/m 10 op blz. 252 t/m 254

Slide 7 - Tekstslide

Opdr. 1 Formuleren H6 maken
- Blz. 255

Slide 8 - Tekstslide

Is zin 1.1 correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Is zin 1.2 correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Is zin 1.3 correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Is zin 1.4 correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Is zin 1.5 correct?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Uitleg theorie
- Congruentie:
Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm
Bij een meervoudig onderwerp hoort een meervoudige persoonsvorm

- Incongruentie:
Als het getal (= enkelvoud of meervoud) van onderwerp en persoonsvorm ongelijk is. Dat is fout. 

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg theorie
Incongruentie kan op verschillende manieren ontstaan:
- Het onderwerp lijkt meervoudig, maar is enkelvoudig
Voorbeeld: De meerderheid van de bevolking wil/willen minder belasting betalen.
- De persoonsvorm en het onderwerp staan ver uit elkaar en daartussen staan andere zinsdelen met een ander getal dan het onderwerp
Voorbeeld: In het rapport schrijft de onderwijsinspectie dat het het gros van de scholen te veel geld in nieuwe schoolgebouwen en apparatuur investeert/investeren.
- Een meewerkend voorwerp wordt ten onrechte aangezien voor het onderwerp:
Toen de bus in de modderstroom was gestrand, werd/werden alle inzittenden (mw) verzocht het voertuig te verlaten (ow).

Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan
Stappenplan:
1. Wat is het onderwerp?
2. Welke pv hoort daarbij?
3. Wat is het getal van het onderwerp (enkelvoud of meervoud)?
4. Wat is het getal van de pv?
5. Corresponderen deze met elkaar?
6. Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een samengestelde zin?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin?

Slide 18 - Open vraag

Uitleg theorie: zinnen onjuist begrenzen


- Verschil hoofdzin en bijzin
- Zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt
- In samengestelde zinnen wordt een bijzin meestal van de hoofdzin gescheiden door een komma

Slide 19 - Tekstslide

Uitleg theorie
Het begrenzen van zinnen kan op twee manieren fout gaan:
- Soms staat een zinsdeelzin (bijzin) los die eigenlijk deel uitmaakt van een grotere samengestelde zin (losstaand zinsdeel)
Bijvoorbeeld: 
Op het kamp sneden de leerlingen de groenten. Terwijl hun docenten de macaroni kookten in grote pannen.

Slide 20 - Tekstslide

Uitleg theorie
- Soms worden twee zelfstandige zinnen ten onrechte samengevoegd (zinnen aan elkaar plakken)
Jaarlijks trekken grote aantallen Nederlanderse vakantiegangers naar het buitenland, velen van hen verblijven daar in een tent of een caravan.
- Twee hoofdzinnen kan je aan elkaar plakken met en, want, maar, of, dus. Als er geen verbindingswoord wordt gebruikt, moet je twee hoofdzinnen van elkaar scheiden door een punt.
Let op kenmerken hoofdzinnen en bijzinnen!

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
Leren theorie op blz. 163, 164, 207, 208, 211, 251, 255, 256 en het woorddictee op blz. 165, 209 en 253
Maken opdracht 2 blz. 255 

Slide 22 - Tekstslide