V4 4.3 + 4.4

4.3 Zouthydraten
Wat zijn zouthydraten?
Hoe worden zouthydraten gevormd?
Toepassingen van zouthydraten
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeWOStudiejaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.3 Zouthydraten
Wat zijn zouthydraten?
Hoe worden zouthydraten gevormd?
Toepassingen van zouthydraten

Slide 1 - Tekstslide

Geef de oplosvergelijking van het zout
BaCl2

Slide 2 - Open vraag

Oplosvergelijking van een zout
  • BaCl2 bestaat uit Ba2+ en 2 Cl-
  • Oplosvergelijking: BaCl2 -> Ba2+ + 2 Cl-

Slide 3 - Tekstslide

Zouthydraten
  • Zouten die in staat zijn om water op te nemen in hun ionrooster
  • Het water gebonden in het rooster heet kristalwater.

Slide 4 - Tekstslide

Zouthydraten naamgeving
  • Een zouthydraat wordt weergegeven als zout en de hydraten erachter met een punt
  • CaSO4 . 2H2O
  • calciumsulfaatdihydraat
  • Naam van het zout + hoeveel hydraten

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de naam van CuSO4 . 5 H2O?

Slide 6 - Open vraag

Vorming van zouthydraten
  • CuSO4 (s) + 5 H2O -> CuSO4 . 5 H2O (s)
  • Wit                                -> blauw
  • Wordt gebruikt om water aan te tonen
  • Bij het rekenen met een hydraat neem je dus ook de gehele massa van CuSO4 . 5 H2O, dus met de 5 H2O erbij

Slide 7 - Tekstslide

Andere toepassingen 
  • Bouwmateriaal
  • Gips
  • Vochtvreter: CaCl2 + 2 H2O -> CaCl2 . 2 H2O

Slide 8 - Tekstslide

Oplossen van zouthydraten
  • CuSO4 . 5 H2O (s) -> Cu2+ + SO42- + 5 H2O
  • H2O ook na de pijl!

Slide 9 - Tekstslide

Wat kan je nu gaan doen?
Paragraaf 4.3 doorlezen
Opdrachten uit de studiewijzer maken

Slide 10 - Tekstslide

4.4 Molariteit
Hoe geef je de concentratie van een oplossing aan?
Rekenen aan concentratie van zouten en ionen in opl.

Slide 11 - Tekstslide

Geef oplosvergelijking van FeCl2

Slide 12 - Open vraag

Oplosvergelijking van FeCl2
  • FeCl2 bestaat uit Fe2+ en Cl-
  • FeCl2 -> Fe2+ + 2 Cl-

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel mol is 25 gram magnesiumchloride?

Slide 14 - Open vraag

Molrekenen
  • 25 gram magnesiumchloride
  • Magnesiumchloride is MgCl2
  • Molaire massa van MgCl2 is 95,21 g/mol (Binas 98 of 99)
  • Van gram naar mol -> delen door molaire massa

  • 25 gram / 95,21 g/mol = 0,2626 mol MgCl2

Slide 15 - Tekstslide

Molariteit
  • Van H2: een hoeveelheid stof kan je uitdrukken in mol
  • Los je dit op? ->  Dan is de concentratie uit te drukken in het aantal mol opgeloste stof per liter oplossing.
  • Dat is de molariteit.

Slide 16 - Tekstslide

Molariteit
  • Weergegeven als een M
  • Eenheid is mol/L of mmol/ml.

Slide 17 - Tekstslide

Molariteit
  • Weergegeven als een M
  • Eenheid is mol/L of mmol/ml.

Slide 18 - Tekstslide

Notatie van molariteit
  • 0,75 M CH3COOH betekent dat de azijnzuurconcentratie
     0,75 mol/L is.
  • [CH3COOH] = 0,75 M
  • Tussen de rechte haken zet je het deeltje in oplossing waar het over gaat

Slide 19 - Tekstslide

Rekenen met molariteit
  • Als je de molariteit van zoutoplossing weet, kan je ook de concentratie in mol per liter van de ionen berekenen.
  • AlCl3 -> Al3+ + 3 Cl-
  • Verhouding waarin AlCl3 verdwijnt en Al3+ en Cl- ontstaan is 1:1:3

Slide 20 - Tekstslide

Je lost 25 g magnesiumchloride op tot 2,0 L oplossing. Bereken de molariteit van de oplossing.

Slide 21 - Open vraag

Molariteit
  • Weergegeven als een M
  • Eenheid is mol/L of mmol/ml.

Slide 22 - Tekstslide

Je lost 25 g magnesiumchloride op tot 2,0 L oplossing. Bereken de concentratie van de magnesiumionen en chlorideionen.

Slide 23 - Open vraag

Molariteit
  • Weergegeven als een M
  • Eenheid is mol/L of mmol/ml.

Slide 24 - Tekstslide

Wat kan je nu gaan doen?
Paragraaf 4.4 doorlezen
Opdrachten uit de studiewijzer maken

Slide 25 - Tekstslide