Grammatica & Zinnen schrijven les 6: zinnen herschrijven: van enkelvoudig naar samengesteld

Nederlands

Grammatica & Zinnen schrijven
Les 6: Zinnen herschrijven: van enkelvoudig naar samengesteld

G3 P1 2019-2020
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Grammatica & Zinnen schrijven
Les 6: Zinnen herschrijven: van enkelvoudig naar samengesteld

G3 P1 2019-2020

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Je kunt het zinsverband en het bijbehorend voegwoord benoemen in een samengestelde zin. 

Je kunt een samengestelde zin terugbrengen tot enkelvoudige zinnen. 

(Dit moet je kunnen tijdens de toets.) 


Slide 2 - Tekstslide

Vooruitblik

Aan het einde van deze les kun je van enkelvoudige zinnen een samengestelde zin maken.

(Dit moet je kunnen tijdens de toets.) 

Slide 3 - Tekstslide

Van samengesteld naar enkelvoudig
Hoe zat het ook alweer?

Stap 1: Haal de zinsdelen uit elkaar en haal het voegwoord weg.

Stap 2: Pas waar nodig de woordvolgorde aan.

Stap 3: Geef het verband tussen de zinnen aan met een nieuw voegwoord (het voegwoord tussen de twee zinnen is er niet meer). Het nieuwe voegwoord moet hetzelfde verband aangeven, als in de oorspronkelijke zin. 


Slide 4 - Tekstslide

Van samengesteld naar enkelvoudig
Het kunnen vinden van de persoonsvorm is hier een voorbeeld van, omdat het aantal persoonsvormen een indicatie geeft van het aantal hoofd- en bijzinnen.

Stap 1: Haal de zinsdelen uit elkaar en haal het voegwoord weg.
Het kunnen vinden van de persoonsvorm is hier een voorbeeld van.
Het aantal persoonsvormen een indicatie geeft van het aantal hoofd- en bijzinnen.

Stap 2: Pas waar nodig de woordvolgorde aan. 
Het kunnen vinden van de persoonsvorm is hier een voorbeeld van.
Het aantal persoonsvormen geeft een indicatie van het aantal hoofd- en bijzinnen.

Slide 5 - Tekstslide

Van samengesteld naar enkelvoudig
Het kunnen vinden van de persoonsvorm is hier een voorbeeld van, omdat het aantal persoonsvormen een indicatie geeft van het aantal hoofd- en bijzinnen.

Stap 2: Pas waar nodig de woordvolgorde aan. 
Het kunnen vinden van de persoonsvorm is hier een voorbeeld van.
Het aantal persoonsvormen geeft een indicatie van het aantal hoofd- en bijzinnen.

Stap 3: Geef het verband tussen de zinnen aan met een nieuw voegwoord 
Het kunnen vinden van de persoonsvorm is hier een voorbeeld van.
Het aantal persoonsvormen geeft namelijk / immers een indicatie van het aantal hoofd- en bijzinnen.

Slide 6 - Tekstslide

Conclusie: meerdere voegwoorden mogelijk die hetzelfde verband aangeven
Je kunt meerdere voegwoorden kiezen om toe te voegen aan de enkelvoudige zinnen. Deze voegwoorden moeten wel hetzelfde verband aangeven als het oorspronkelijke voegwoord.

Samengestelde zin
Het kunnen vinden van de persoonsvorm is hier een voorbeeld van, omdat het aantal persoonsvormen een indicatie geeft van het aantal hoofd- en bijzinnen.

Enkelvoudige zinnen
Het kunnen vinden van de persoonsvorm is hier een voorbeeld van.
Het aantal persoonsvormen geeft namelijk / immers een indicatie van het aantal hoofd- en bijzinnen.

Slide 7 - Tekstslide

Aantal persoonsvormen = aantal zinnen
Waaraan herken je een samengestelde zin?
Een samengestelde zin heeft 2 of meer persoonsvormen. Het aantal persoonsvormen geeft het aantal enkelvoudige zinnen aan.

Het kunnen vinden van de persoonsvorm is hier een voorbeeld van, omdat het aantal persoonsvormen een indicatie geeft van het aantal hoofd- en bijzinnen.

2 persoonsvormen --> 2 enkelvoudige zinnen:
Het kunnen vinden van de persoonsvorm is hier een voorbeeld van.
Het aantal persoonsvormen geeft namelijk / immers een indicatie van het aantal hoofd- en bijzinnen.


Slide 8 - Tekstslide

Aantal persoonsvormen = aantal zinnen
Dit werkt mits je de Nederlandse grammaticaregels nog wel een beetje onder de knie hebt!

persoonsvormen: 
  1. werkt
  2. hebt

Dit werkt. 
Je moet dan de Nederlandse grammaticaregels nog wel een beetje onder de knie hebben!

Slide 9 - Tekstslide

Wat te doen als de persoonsvorm ontbreekt?
Soms ontbreekt er een persoonsvorm. Deze moet je er dan bij denken. Je kiest voor een persoonsvorm die in de zin past. Ook de woordvolgorde moet mogelijk worden aangepast.

Door het meewerkend voorwerp van een onderwerp of lijdend voorwerp te onderscheiden, kies je voor het juiste verwijswoord ‘hun’ in plaats van ‘hen’ of ‘ze’.

Het meewerkend voorwerp van een onderwerp of lijdend voorwerp te onderscheiden.
Kies je voor het juiste verwijswoord ‘hun’ in plaats van ‘hen’ of ‘ze’.

Je kunt het meewerkend voorwerp van een onderwerp of lijdend voorwerp onderscheiden. Zo / op deze manier kies je voor het juiste verwijswoord ‘hun’ in plaats van ‘hen’ of ‘ze’.

Slide 10 - Tekstslide

Wat te doen als de persoonsvorm ontbreekt?
Nog een voorbeeld van een samengestelde zin waarin een persoonsvorm is weggelaten. 

Verder is kennis van grammatica handig om nieuwe talen mee te leren.

Verder is kennis van grammatica handig.
Nieuwe talen mee te leren.

Verder is kennis van grammatica handig.
Hiermee kun je nieuwe talen leren. 
of: Je kunt hiermee nieuwe talen leren.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
Log in bij LessonUp: Grammatica & Zinnen schrijven les 6 (vanaf slide 13)

Opdracht
Maak van de enkelvoudige zinnen goedlopende samengestelde zinnen. Verander niets aan de inhoud en geef het verband tussen de zinnen aan.

Er zijn 3 niveaus: blauw = basis, groen = gevorderd, geel = excellent
  • Heb je 5 basiszinnen foutloos gemaakt? Ga dan door met de gevorderde zinnen. 
  • Heb je 5 gevorderde zinnen fuotloos gemaakt? Ga dan door met de excellente zinnen.
  • Doel = 10 excellente zinnen foutloos maken.

Slide 12 - Tekstslide

1. Al decennialang heb ik veel vreemde hypes gezien. De hype rondom de fidget spinner was wel de vreemdste.
Verband: tegenstellend.

Slide 13 - Open vraag

2. Massa’s mensen kochten plots een ronddraaiend schaniertje. Mensen draaiden rondjes in hun hand met het schaniertje.
Verbanden: middel-doel

Slide 14 - Open vraag

3. Enkele weken later waren veel van deze mensen alweer met iets anders bezig. Ze vangen Pokémon in de buitenlucht.
Verband: voorbeeldgevend


Slide 15 - Open vraag

4. Aan het begin van die hype schrokken veel mensen. De zombieapocalyps leek te zijn uitgebroken.
Verbanden: redengevend

Slide 16 - Open vraag

5. Volledige parken, pleinen en stranden stroomden vol met massa’s naar voren gebogen, eenzaam sjokkende medemensen. Het leek het einde ter tijden.
Verband: samenvattend


Slide 17 - Open vraag

6. Nu koopt bijna niemand nog fidget spinners. Nu zoekt bijna niemand nog Pokémon.
Verbanden: vergelijkend

Slide 18 - Open vraag

7. Het is typisch voor een hype. Het duurt maar kort.
Verband: toevoeging aan het laatste zinsdeel.

Slide 19 - Open vraag

8. Veel mensen vinden iets leuk. Iedereen doet het.
Verbanden: voorwaardelijk

Slide 20 - Open vraag

9. Iets blijft langere tijd leuk. Iets wordt alleen maar meer. Het wordt een trend genoemd.
Verband: opsommend en voorwaardelijk.

Slide 21 - Open vraag

10. Een voorbeeld van een trend is gamen. Blijft Fortnite na Fifa en Minecraft nu jaren game nummer een?
Verbanden: tegenstellend

Slide 22 - Open vraag

1. In klas 3 moeten veel leerlingen een lastige keuze maken. Ze kiezen een profiel. Ze maken een eerste keuze voor een vervolgopleiding.
Verband: redengevend en middel-doel

Slide 23 - Open vraag

2. De laatste jaren kiezen steeds meer leerlingen voor een bétaprofiel. Een bétaprofiel geeft toegang tot meer opleidingen. Zonder bétapofiel vallen veel technische opleidingen af. Zonder Frans kun je wel gewoon Frans studeren.
Verbanden: redengevend, voorbeeldgevend en tegenstellend

Slide 24 - Open vraag

3. Deze gang van zaken leidt tot kritiek van alphawetenschappers. Alphawetenschappers vrezen teruglopende aanmeldingen bij hun opleiden. Deze trend zou zich dan doorzetten.
Verband: toevoeging aan bijwoordelijke bepaling en voorwaardelijk

Slide 25 - Open vraag

4. Alphawetenschappers zijn volgens deze alphawetenschappers nodig. Alphawetenschappers duiden technologische ontwikkelingen. Kunnen bétewetenschappers niet zelf over hun ontwikkelingen nadenken?
Verbanden: middel-doel en tegenstellend

Slide 26 - Open vraag

5. Voor leerlingen uit klas 3 is deze wetenschappelijke discussie niet zo relevant. Zij moeten gewoon een profiel kiezen. Interesseren zij zich nu al in de toekomst van de wetenschap?
Verband: toevoeging aan de bijwoordelijke bepaling en voorwaardelijk.

Slide 27 - Open vraag

6. Je kunt op verschillende manieren je keuze maken. Je kunt kijken naar je interessegebieden. Je kunt kijken naar vakken. Vakken gaan je makkelijk af. Je kunt kijken naar je toekomstmogelijkheden.
Verbanden: voorbeeldgevend, opsommend en toevoeging aan ‘vakken’


Slide 28 - Open vraag

7. Je kunt kiezen voor een bétaprofiel. Je houdt meer keuzeopties over. Je vindt kunstvakken of talen gewoon leuker. Is dat niet zonde?
Verband: middel-doel, tegenstellend en voorwaardelijk.

Slide 29 - Open vraag

8. Je vindt het leuk. Je vindt het niet leuk. Nederland en Engels volgt iedere leerling. Dit zijn kernvakken. Kernvakken volgt iedereen.
Verbanden: opsommend, tegenstellend, redengevend en toevoeging aan het naamwoordelijk gezegde.

Slide 30 - Open vraag

9. Wiskunde is het derde kernvak. Wiskunde wordt door bijna iedereen gevolgd. Je kiest Cultuur & Maatschappij. Je kunt een extra taal of kunst- of maatschappijvak kiezen in plaats van wiskunde.
Verband: opsommend, voorwaardelijk en middel-doel

Slide 31 - Open vraag

10. Er gebeurt nog zo veel in je leven. Deze keuze bepaalt niet je hele toekomst. Krijg dus geen last van keuzestress. Keuzestress is al een groot genoeg probleem in de maatschappij.
Verbanden: oorzaak-gevolg, concluderend en toevoeging aan lijdend voorwerp.

Slide 32 - Open vraag

1. Lang geleden bestond de aarde uit maar één werelddeel. Het werelddeel heette Pangea. Pangea bestond op zijn beurt uit verschillende aardplaten. De tijd zijn werk. De aardplaten schoven uit elkaar.
Verband: toevoegingen aan ‘werelddeel’ en ‘aardplaten’, tegenstellend en oorzaak-gevolg.

Slide 33 - Open vraag

2. De verschillende aardplaten vormden langzaamaan de werelddelen. Die werelddelen kennen we nu. De huidige namen kregen de werelddelen pas veel later. Sommige werelddelen moesten eerst nog worden ontdekt. Columbus ontdekte Amerika.
Verband: vergelijkend, tegenstellend, redengevend, voorbeeldgevend

Slide 34 - Open vraag

3. Ontdekkingsreizigers als Columbus openden niet alleen handelsroutes en -relaties met de nieuwe werelden. Zij hadden de nieuwe werelden ontdekt. Zij startten koloniën. Koloniën starten ging niet zonder slag of stoot. Het Amerikaanse continent werd eeuwenlang geteisterd door burgeroorlogen.
Verband: toevoeging aan ‘de nieuwe werelden’, opsommend, tegenstellend, voorbeeldgevend

Slide 35 - Open vraag

4. Nog altijd voeren mensen een strijd. Iets moet worden bepaald. Wie mag in welk werelddeel zijn? De huidige problemen tonen dit aan. De huidige problemen spelen rondom de grenzen van Europa.
Verband: middel-doel, toevoeging aan het onderwerp, voorbeeldgevend, toevoeging aan het onderwerp

Slide 36 - Open vraag

5. Migranten uit veel verschillende landen proberen Europa te bereiken. Ze willen een betere toekomst opbouwen voor zichzelf. Ze willen een betere toekomst opbouwen voor hun familie. De toegang wordt hun in de meeste gevallen geweigerd. De situatie in eigen land is onveilig voor ze.
Verband: middel-doel, opsommend, tegenstellend, voorwaardelijk

Slide 37 - Open vraag

6. Er is een probleem. Het is moeilijk. Je moet iets bepalen. Voor wie is de situatie in eigen land onveilig? Voor wie is de situatie in eigen land niet onveilig?
Verband: toevoeging aan het onderwerp, toevoeging aan het naamwoordelijk gezegde, toevoeging aan het lijdend voorwerp, opsommend.

Slide 38 - Open vraag

7. Een goede oplossing voor dit probleem is er niet. Europese landen maken ruzie. Wie moet de migranten opnemen? De grenzen worden gesloten. Sommige vluchtelingen worden aan hun lot overgelaten. Sommige vluchtelingen dobberen rond op zee. Sommige vluchtelingen verdrinken uiteindelijk zelfs.
Verband: opsommend, toevoeging aan lijdend voorwerp, oorzaak-gevolg, opsommend, toevoegingen aan het onderwerp


Slide 39 - Open vraag

8. Europa sluit nu deals met landen. Landen liggen in Afrika. Migranten worden in Afrika gehouden. De Afrikaanse landen gaan akkoord. De Afrikaanse landen ontvangen geld van Europa. De Afrikaanse landen kunnen voor economische vooruitgang zorgen.
Verband: toevoeging aan bijwoordelijke bepaling, middel-doel, opsommend, voorwaardelijk, middel-doel

Slide 40 - Open vraag

9. De deals die worden gesloten zijn gunstig. Ze zorgen voor een win-win-situatie. De deals die worden gesloten zijn niet gunstig. Verschillende politici en mensenrechtenorganisaties zeggen iets. Mensenrechten worden geschonden. De asielcentra in Noord-Afrika zouden mensonterend zijn.
Verband: redengevend, tegenstellend, toevoeging aan het lijdend voorwerp, oorzaak-gevolg

Slide 41 - Open vraag

10. Hadden al deze problemen voorkomen kunnen worden? Al deze problemen zullen voorlopig niet worden opgelost. De aardplaten waren nooit verschoven. De aardplaten hebben natuurlijk geen vrije wil. Pangea was gewoon Pangea gebleven.
Verband: toevoeging aan onderwerp, voorwaardelijk, toevoeging aan onderwerp, opsommend

Slide 42 - Open vraag

Tot slot:
Is het gelukt om 10 excellente zinnen foutloos te maken?
A
Ja! Ik heb geen huiswerk.
B
Nee, ik oefen (thuis) verder.

Slide 43 - Quizvraag