Meetonzekerheid en significantie

Welkom!

Boeken etc op tafel
Tas in de kast
Boeken open

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Boeken etc op tafel
Tas in de kast
Boeken open

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

regels aflezen (analoog)
  • aflezen op 1/10-deel van de maatverdeling
  • de 'fout' is ook 1/10 deel


Slide 13 - Tekstslide

voorbeeld aflezen
bijv op je geodriehoek:
de maatverdeling is in mm:
aflezen op 1/10-mm
de fout is 1/10-mm

voorbeeld uitkomst: 7,16±0,01 cm

Slide 14 - Tekstslide

Hoe lang is het plankje?
A
6,8±0,1 cm
B
7±1 cm
C
6,82±0,01 cm
D
6,8±0,01 cm

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel water zit er in deze maatcilinder?
A
5,0±0,1 ml
B
5,00±0,01 ml
C
4,8±0,1 ml
D
4,83±0,01 ml

Slide 16 - Quizvraag

Meetwaarde
In de natuurkunde weten we dus geen enkele meetwaarde zeker. We weten alleen hoe groot ongeveer en wat het in ieder geval is... 

Slide 17 - Tekstslide

Meetwaarde
Als we bijvoorbeeld zeggen dat een steen 2,65 kg zwaar is dan is elke waarnemer het er over eens dat de de eigenlijke waarde ergens tussen de 2,645 en de 2,655 ligt. 

Slide 18 - Tekstslide

Meetwaarde
Als we bijvoorbeeld zeggen dat een steen 2,65 kg zwaar is dan is elke waarnemer het er over eens dat de de eigenlijke waarde ergens tussen de 2,645 en de 2,655 ligt. 

Elke meting geeft dus niet een exacte waarde maar een gebied van waarden!!!

Slide 19 - Tekstslide

Significantie
De significantie zegt iets over de nauwkeurigheid van de meting

omdat metingen nooit helemaal precies (kunnen) zijn gaan we ook niet doen alsof en willen we graag weten hoe nauwkeurig het wel is.

Slide 20 - Tekstslide

Wat zegt meer over de nauwkeurigheid...
A
het aantal cijfers
B
het aantal cijfers achter de komma

Slide 21 - Quizvraag

regels voor significantie
Het aantal cijfers is belangrijk!
0-en vooraan tellen niet mee
0-en achteraan wel

telwaarden en constanten tellen niet mee, 
alleen MEETWAARDEN

Slide 22 - Tekstslide

Uit hoeveel significante cijfers bestaat
34,5
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quizvraag

Uit hoeveel significante cijfers bestaat
0,023
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quizvraag

Uit hoeveel significante cijfers bestaat
56,00
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quizvraag

Uit hoeveel significante cijfers bestaat
1,20
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quizvraag

Bijzondere gevallen
1/3 heeft een oneindige significantie, nooit mee antwoorden dus

10^2 heeft een significantie van 0, 
als dit 1 van de meetwaarden is dan ook antwoorden met orde van grootte

Slide 27 - Tekstslide

Uit hoeveel significante cijfers bestaat

2,3103
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 28 - Quizvraag

Uit hoeveel significante cijfers bestaat

0,0189102
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quizvraag

Uit hoeveel significante cijfers bestaat

1,50101
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 30 - Quizvraag

Rekenen met significantie
Bij vermenigvuldigen en delen heeft het antwoord net zoveel significante cijfers als het kleinste aantal bij de meetwaarden

bijvoorbeeld:
2,5*4,78=11,95=12
2,5 bestaat uit 2 cijfers dus het antwoord ook afronden op 2 cijfers

Slide 31 - Tekstslide

reken uit met behoud van significantie:
3,4*2,1=
A
7
B
7,1
C
7,14
D
7,140

Slide 32 - Quizvraag

reken uit met behoud van significantie
12*56,4
A
676,8
B
677
C
6,768*10^2
D
6,8*10^2

Slide 33 - Quizvraag

reken uit met behoud van significantie
12,6/4,2
A
3
B
3,0
C
3,00
D
3,0000

Slide 34 - Quizvraag

rekenen met significantie II
Bij het optellen en aftrekken kijk je naar het aantal decimalen.

Het antwoord heeft net zoveel decimalen als de meetwaarde met het minst aantal decimalen.

bijvoorbeeld: 5,78+6,9=12,68=12,7 (1 decimaal)

Slide 35 - Tekstslide

reken uit met behoud van significantie
4,29+2,5=
A
6,7
B
6,8
C
6,79
D
6,80

Slide 36 - Quizvraag

reken uit met behoud van significantie
14,84+5,16
A
20
B
20,0
C
20,00
D
2,0*10^1

Slide 37 - Quizvraag

Let op!
Laatste vraag is lastig maar belangrijk!

eerst de opgave uitrekenen
dan de juiste significantie
dan eventueel in de wetenschappelijke notatie maar niet meer de significantie veranderen!
dus: 14,84+5,16=20,00=2,000x10^1

Slide 38 - Tekstslide