2BK herhaling voor PW elektriciteit

2BK herhaling voor PW elektriciteit
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2BK herhaling voor PW elektriciteit

Slide 1 - Tekstslide

Spanningsbronnen
Een telefoon, fietslamp en föhn zijn elektrische apparaten.



Een spanningsbron zorgt voor de energie die een elektrisch apparaat nodig heeft om te werken.

Slide 2 - Tekstslide

Spanningsbron
Een spanningsbron heeft twee aansluitpunten.

Dit noemen we de polen. 

De ene pool heet pluspool en de andere pool heet minpool.

Slide 3 - Tekstslide

Spanning
De spanning van de spanningsbron bepaalt hoeveel energie de spanningsbron kan leveren. 

Het symbool voor spanning is U
De eenheid van spanning is volt (V).
Stopcontacten hebben een spanning van 230 V

Slide 4 - Tekstslide

Voltmeter
schaalverdeling
meetbereik

Slide 5 - Tekstslide

  • Een voltmeter heeft een min-aansluiting (zwart)
  • Een of meerdere plus-aansluitingen (rood)
  • Een schaalverdeling met een wijzer.
  • Naast een rood aansluitpunt staat de maximale spanning die je kunt meten. Dit noem je het meetbereik.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is GEEN spanningsbron?
A
Batterij
B
Stopcontact
C
Accu
D
Stekker

Slide 7 - Quizvraag

Wat geeft de
voltmeter nu aan?
A
2,5 volt
B
25 volt
C
12,5 volt
D
0 volt

Slide 8 - Quizvraag

Geleider
  • Een geleider geeft de elektriciteit goed door. 

Isolator
  • Een isolator geeft de elektriciteit niet goed door. 

Slide 9 - Tekstslide

Een Isolator is...
A
een stof die elektriciteit niet doorlaat
B
een stof die elektriciteit doorlaat
C
een stof die elektriciteit niet opwekt
D
een stof die elektriciteit opwekt

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen geleider
A
Ijzer
B
Koper
C
Water
D
Lucht

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een geleider?
A
Hout
B
Plastic
C
Glas
D
Aluminium

Slide 12 - Quizvraag

Stroommeter
stroommeter of 
ampère meter

Slide 13 - Tekstslide

De stroommeter
  • Met een stroommeter meet je de stroom in een stroomkring
  • De stroommeter is serie geschakeld in de stroomkring
  • De stroomsterkte meet je in Ampére (A) 

Slide 14 - Tekstslide

Kleine stroom
De stroom is soms kleiner dan 1 A
Bij een kleine stroom gebruik je milliampère (mA)
Er geldt
1A = 1000 mA
1 mA = 0,001 A

Slide 15 - Tekstslide

Reken om van A naar mA en omgekeerd.

2A = ..........................mA
A
0,002
B
200
C
0,2
D
2000

Slide 16 - Quizvraag

Wat geeft de stroommeter aan?
A
4 A
B
4 V
C
0,4 A
D
0,4 I

Slide 17 - Quizvraag

22 mA = ... MA
A
0,022 MA
B
0,000022 MA
C
22.000 MA
D
0,000000022 MA

Slide 18 - Quizvraag

De stroommeter wordt ook
A
Ampère meter genoemd
B
Volt meter genoemd

Slide 19 - Quizvraag

Stroomkring
Als je deze symbolen gebruikt kun je een stroomkring tekenen. 

Hierin geef je schematisch aan hoe een stroomkring er uit ziet. 

Slide 20 - Tekstslide

De stroomkring schakeling
  • een spanningsbron (bijv. batterij), snoeren, lampje en evt schakelaar vormen een stroomkring. 
  • Met een schakelschema kun je een stroomkring tekenen. Hiervoor gebruik je symbolen. Een voorbeeld zie je hieronder

Slide 21 - Tekstslide

Schakelschema van een open stroomkring
Schakelschema van een gesloten stroomkring

Slide 22 - Tekstslide

gesloten en onderbroken
Het lampje brandt, omdat er stroom doorheen gaat. 

Dat komt doordat de stroomkring gesloten is. Je zegt: er is een gesloten stroomkring

Maak je nu één draad los, dan kan de stroom niet meer rond. 
Je zegt: er is een onderbroken stroomkring.
onderbroken stroomkring.
gesloten stroomkring.

Slide 23 - Tekstslide

Dit is het symbool van
A
spanningsbron
B
ampèremeter
C
schakelaar
D
lamp

Slide 24 - Quizvraag

Dit is het symbool van
A
spanningsbron
B
ampèremeter
C
schakelaar
D
lamp

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het symbool van een schakelaar?
A
B
C

Slide 26 - Quizvraag

Dit is het symbool van
A
spanningsbron
B
ampèremeter
C
schakelaar
D
lamp

Slide 27 - Quizvraag

Deze stroomkring is ..........
A
gesloten
B
verbonden
C
open
D
ongeschakeld

Slide 28 - Quizvraag

Alleen als een stroomkring gesloten is kan er stroom lopen.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Serie en Parallel

Slide 30 - Tekstslide

Uitleg Parallel schakeling
  • Je kunt de apparaten thuis in serie schakelen. Maar dan moet de wasmachine aan staan, als je de mixer wilt gebruiken! Dat is niet handig. 

  • Daarom zijn de apparaten in huis apart van elkaar geschakeld. Elk apparaat is met een eigen stekker aangesloten op het stopcontact. Dat noem je: parallel schakelen. 

  • Apparaten die parallel geschakeld zijn, kun je apart aan en uit zetten.

Slide 31 - Tekstslide

Onthouden (boek blz 231)
  • In een serie-schakeling staan alle apparaten in één stroomkring.
  • Een serie-schakeling werkt alleen als:
    alle apparaten aan staan; alle apparaten heel zijn; de schakelaar dicht is.

  • Een parallel-schakeling heeft twee of meer stroomkringen.
  • In een parallel-schakeling heeft elk apparaat een aparte stroomkring.
  • Apparaten in een parallel-schakeling kun je apart aan- en uitzetten.

  • Met een schakelaar kun je:
    een stroomkring onderbreken (de schakelaar is open);
    een stroomkring sluiten (de schakelaar is dicht).




Slide 32 - Tekstslide

Welke uitspraak over een parallelschakeling is waar?
A
branden alle lampjes of zijn alle lampjes gelijktijdig uit
B
de stroomsterkte is overal evengroot
C
er komen geen vertakkingen voor
D
je kunt elk lampje afzonderlijk aan zetten

Slide 33 - Quizvraag

Welke bewering over serieschakelingen is waar?
In een serieschakeling...
A
blijven de lampjes branden als er één kapotgaat
B
is de stroomsterkte overal even groot
C
komen vertakkingen voor
D
kun je elk lampje afzonderlijk aan of uit doen

Slide 34 - Quizvraag

Is dit een serieschakeling of een parallelschakeling?
A
serieschakeling
B
parallelschakeling

Slide 35 - Quizvraag

Is dit een parallel- of serieschakeling?
A
Parallel
B
Serie
C
combinatie serie en oarllel

Slide 36 - Quizvraag

Huisinstallatie

Slide 37 - Tekstslide

kWh-meter
  • Kilowattuurmeter
  • Slimme meter, energiebedrijf kan energieverbruik controleren op afstand. 
  • 1 kWh kost gemiddeld €0,23 

Slide 38 - Tekstslide

Het maximale vermogen op een groep met een zekering van 16 A.

Slide 39 - Tekstslide

Zekering (smeltveiligheid)

Een zekering zorgt ervoor dat de stroomkring bij kortsluiting of overbelasting wordt onderbroken.

Slide 40 - Tekstslide

Overbelasting
1
2

Slide 41 - Tekstslide

Kortsluiting

Slide 42 - Tekstslide


A
kortsluiting
B
lekstoom
C
randaarde
D
overbelasting

Slide 43 - Quizvraag

Als er op een groep te veel apparaten zijn aangesloten, zal:
A
de zekering deze groep uitschakelen
B
de zekering alle groepen uitschakelen
C
de aardlekschakelaar uitschakelen
D
de hoofdschakelaar uit gaan

Slide 44 - Quizvraag

In huis zijn de lampen aangesloten in een ...
A
serieschakeling
B
parallelschakeling

Slide 45 - Quizvraag

Waarom zit er kunststof om een elektriciteitsdraad?
A
Omdat kunststof de elektriciteit goed geleidt
B
Omdat de kunststof kortsluiting voorkomt
C
Daardoor wordt de stroom niet te groot
D
Daardoor blijft de draad koel

Slide 46 - Quizvraag

Waarom is téveel stroom (door over-belasting of kortsluiting) zo gevaarlijk?
A
Is gevaarlijk voor je lichaam
B
Er gaan dan dingen stuk
C
Er ontstaat brand waardoor het gebouw kan afbranden
D
Het is niet zo gevaarlijk, valt best wel mee

Slide 47 - Quizvraag

Hoe hoog is de netspanning in huis?
A
230 V gelijkspanning
B
12 V wisselspanning
C
115 V gelijkspanning
D
230 V wisselspanning

Slide 48 - Quizvraag

Wat is een zekering
A
Beveiliging die een stroomkring onderbreekt als de stroomsterkte te groot wordt.
B
Een knopje in de meterkast
C
beveiliging die de stroomkring sluit als de stroomsterkte te groot wordt
D
Die verkleint de stroom

Slide 49 - Quizvraag