Kleding en sport week 4

• Taal
• Basisschool
• Groep 7,8

Kleding en sport week 4

woordenschat

breien

Handwerken met twee breinaalden. Je kunt truien breien b.v.

uitkiezen

Keuze maken.

haken

Handwerken met een haaknaald.

naaien

Handwerken met naald en draad of naaimachine.

stomen

Het opfrissen en wassen van kleding m.b.v. stoom.

kreukelen

Vouwen maken in kleding door gebruik. Katoen en linnen kreukelen snel.

combineren

Verschillende dingen bij elkaar brengen tot een geheel. Kleding past bij elkaar.

oppeuzelen

Langzaam en smakelijk opeten.

pimpen

Iets mooier maken, versieren.

finishen

Eindigen, over de streep gaan.

schminken

Opmaken, gezicht versieren.

smachten

Iets heel graag willen: ik smacht naar water, het is zo heet buiten!