Les 13: Bijnamen

Bijnamen

Les 13
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Introductie

Leerlingen kunnen benoemen welke bijnamen leuk en positief zijn en welke vervelend en negatief, ze kunnen ook uitleggen wat de gevolgen zijn van het gebruik van bijnamen

Instructies

Deze les kan worden opgesplitst in twee lessen.

Instructies

Werkbladen

Onderdelen in deze les

Bijnamen

Les 13

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van deze les...
• kan ik 2 leuke en positieve bijnamen noemen,
• kan ik 2 vervelende en negatieve bijnamen noemen,
• leg ik uit wat een gevolg kan zijn van het gebruik van bijnamen.
Omgaan met gevoelens:
Ik geef het duidelijk aan als ik iets niet wil

Slide 2 - Tekstslide

Bespreek met de leerlingen wat ze aan het einde van deze geleerd hebben.
Naspelen
We gaan oefenen
Hoe werkt het?
Instructie
Let op! Nu komt er uitleg
Doe activiteit
We gaan aan het werk
Schrijf opdracht
Opdracht uit de Baaz-map
Afronding
Gezamenlijke afsluiten
Kijken
Goede kijkhouding
Luisteren
Goede luisterhouding
Overleggen
Met elkaar overleggen
Groepsgesprek
Met elkaar in gesprek

Slide 3 - Tekstslide

Bespreek en herhaal de picto's die terugkomen in de les.

Mochten de leerlingen deze al goed kennen, kun je dit overslaan.
Les 13 - Bijnamen
Wat is een bijnaam?
Vervelende, negatieve bijnamen
Filmfragment
Verhaalkaart
Werkblad invullen
Leuke, positieve bijnamen

Slide 4 - Tekstslide

Bespreek met de leerlingen de planning van de les, wijs ze hierbij ook op de picto's bij de verschillende onderdelen.

Mochten leerlingen de picto's niet meer weten, ga terug naar de vorige dia.

Wat is een bijnaam?
Wat betekent het?

Slide 5 - Open vraag

Open vraag betekenis bijnamen:

Stel de vraag aan leerlingen wat een bijnaam is, wat is de betekenis? Dus niet voorbeelden van bijnamen, maar echt wat het betekent.

Met devices:
Laat de leerlingen kort antwoord geven op de vraag.

Zonder devices:
Laat de leerlingen op een post it kort antwoord geven op de vraag.

Bespreek de antwoorden na.

Leg uit dat een bijnaam vaak gebaseerd is op een eigenschap van iemand of hoe iemand eruit ziet.
Bijvoorbeeld: Willem Holleeder - De Neus, Raymond van Barneveld - Barney, Sofiane Boussaudia - Boef.
Vroeger hadden alle mensen een bijnaam om precies te weten wie iemand was. En vaak kenden de mensen niet eens de echte naam van iemand.
1 vervelende, negatieve bijnaam:

Slide 6 - Woordweb

Woordweb negatieve bijnaam:

Vraag de leerlingen 1 negatieve, vervelende bijnaam te noteren. 
Probeer de leerlingen vrij te laten in hun antwoorden. 

Met devices:
Laat de leerlingen 1 voorbeeld noemen.

Zonder devices:
Laat leerlingen individueel op een memoblaadje antwoord geven. Het memoblaadje plakken ze op het bord. 

Bespreek de antwoorden na in de klas en stel de volgende vraag:
  • Hoe zou jij het vinden om steeds zo genoemd te worden?





Slide 7 - Video

Filmfragment:

Deel kijk- en luisterkaarten uit.

Bespreek na afloop het filmfragment en stel de volgende vragen:
  • Hoe voelen de meisjes zich?
  • Wat doet Hela om niet naar school te hoeven?
  • Wat vind jij daarvan?
  • Wat doet/denkt Julia?
Bespreek aan de hand van het 5G schema wat de gevolgen kunnen zijn van het gebruiken van bijnamen. 

Verhaalkaart

In klas 1d komt een nieuwe leerling. Hij is erg onzeker en weet niet goed wat hij moet zeggen. Gelukkig is daar Danny, die altijd aardig is tegen iedereen. Hij roept: "Karim, kom maar naast mij zitten". Aarzelend stapt Karim naar Danny. Als hij langs de tafel loopt van meiden hoort hij ze roepen: "Kijk nou, Karim heeft een beugelbek". Karim loopt door en gaat naast Danny zitten.
De volgende dag is er een samenwerkingsopdracht. De meiden zeggen;"He, beugelbek, jij mag wel in onze groep". En als in de pauze de klas bij elkaar zit bieden de meiden Karim snoep aan. "Beugelbek, wil je ook drop?" Karim vindt het niet meer leuk. 

Wat moet hij doen om het te laten stoppen?
Welke tip geven jullie aan Karim?

Slide 8 - Tekstslide

Verhaalkaart:

Optie 1:
Lees samen de verhaalkaart en laat de leerlingen antwoord geven op de twee vragen.

Optie 2:
Laat een aantal leerlingen uit de klas de verhaalkaart als rollenspel spelen in de klas.
Laat de klas daarna antwoord geven op de twee vragen.


Verhaalkaart

Samantha gaat na school meestal bij haar oma op bezoek. Haar vriendinnen vinden dit niet leuk en hebben liever dat ze meegaat om te chillen. Maar Samantha heeft al een paar keer gezegd niet mee te willen. Vandaf dat moment wordt Samantha "Watje" genoemd. Ze vindt dit niet leuk en zegt tegen haar vriendinnen dat ze dit niet wil. "Het is toch zo?" zegt Joyce. "Je bent een wantje omdat je niet meegaat met ons, maar bij je oma op de bank gaat zitten!"

Welke tip geven jullie aan Samantha?
Welke tip geven jullie aan Joyce?

Slide 9 - Tekstslide

Verhaalkaart:

Optie 1:
Lees samen de verhaalkaart en laat de leerlingen antwoord geven op de twee vragen.

Optie 2:
Laat een aantal leerlingen uit de klas de verhaalkaart als rollenspel spelen in de klas.
Laat de klas daarna antwoord geven op de twee vragen.

Confronteer leerlingen:
  • Hoe zullen Karim en Samantha zich voelen in de klas?
  • Wat zou jij ervan vinden als jij een bijnaam krijgt die je niet leuk vindt?
  • Is bijnamen geven pesten of plagen?
  • Wanneer wordt het pesten?
Bespreek ook dat als je een bijnaam niet leuk vind, het belangrijk is dit de ander te laten weten. 
Positieve bijnamen
Maak een 2 tal
Bedenk positieve, leuke bijnamen
Vul het werkblad in

Slide 10 - Tekstslide

Werkblad:
  • Leerlingen vormen een tweetal
  • Samen bedenken ze bijnamen voor verschillende mensen/groepen
  • De antwoorden vullen ze in op het werkblad
Positieve 
bijnamen

Slide 11 - Woordweb

Woordweb positieve bijnamen:

Met devices:
Laat de leerlingen 1 bijnaam noteren die ze op hun werkblad hebben ingevuld.

Zonder devices:
Laat leerlingen individueel op een memoblaadje 1 positieve bijnaam noteren. Het memoblaadje plakken ze op het bord. 

Bespreek kort de antwoorden van de leerlingen na.