Werken in de broodbakkerij onderdeel C

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Consumptieve techniekMiddelbare schoolvmbo b, k

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De bakker weegt 850 gram water af op de weegschaal.

Waaraan is dat gewicht gelijk?

A
0,085 l
B
85 dl
C
0,85 l
D
8,5 cc

Slide 3 - Quizvraag

De bakker meet 1250 cc water af.

Waaraan is die hoeveelheid gelijk?

A
1,25 liter
B
125 dl
C
1,25 dl
D
12,5 liter

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Een recept brooddeeg heeft een totaalgewicht van 1750 gram. De bakker kan er 50 broodjes van maken. De bakker heeft ………………… kilo deeg nodig voor 200 broodjes. Het deeg voor één broodje weegt dan …………. gram.
A
5 kilo, 40 gram
B
6 kilo, 60 gr
C
7 kilo , 35 gram
D
8 kilo 70 gr

Slide 6 - Quizvraag

Welk van onderstaande antwoorden is juist?
A
1 liter = 10 dl = 1000 ml
B
1 liter = 100 ml = 1000 cl
C
1 liter = 100 dl = 100 cl
D
1 liter = 100 cl = 10 ml

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Welke bedrijven horen bij de ‘bakkerijsector’?
A
De ambachtelijke bakkerij
B
De industrielle bakkerij
C
De banketbakker
D
Alle verschillende bakkersbedrijven bij elkaar

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Lees de volgende stellingen en geef daarna het juiste antwoord.

Stelling I In een industriële bakkerij worden kleine hoeveelheden brood gemaakt.
Stelling II Een ambachtelijke bakkerij maakt grote hoeveelheden brood.

A
A. Alleen stelling I is juist.
B
B. Alleen stelling II is juist.
C
C. Beide stellingen zijn juist.
D
D. Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Waarom worden de deegbolletjes tussen walsen gerold voordat ze opgemaakt worden?

Dit wordt gedaan om de deegbolletjes:

A
Op te punten
B
Te verdelen
C
Te ontgassen
D
Na het wegen

Slide 13 - Quizvraag

Wat gebeurt er als je brood te lang in het blik laat zitten?
A
Het brood blijft plakken
B
Het brood droogt uit
C
Het brood wordt vochtig
D
Het brood zakt in

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Welke grondstof voor een brooddeeg is een hulpgrondstof?
A
Meel
B
Vet
C
Water
D
Zout

Slide 16 - Quizvraag

Bij welke broodsoort wordt kaneelsuiker als vulling gebruikt?
A
Koffiebroodje
B
Paashaantje
C
Krentenbol
D
Zeeuwse bolus

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Lees de volgende stellingen en geef daarna het juiste antwoord.

Stelling I In de meelkern van de graankorrel bevinden zich eiwitten en zetmeel.
Stelling II Volkorenmeel wordt gebruikt voor het maken van wit brood.

A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een functie van water in een brooddeeg?
A
Smaakmaker
B
Oplosmiddel
C
Rijsmiddel
D
Smeermiddel

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Lees de volgende stellingen en geef daarna het juiste antwoord.

Stelling I Voorgebakken bake-off brood wordt langer bij een lagere temperatuur gebakken.
Stelling II Bake-off producten worden wel gaar maar krijgen geen kleur.

A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stelling II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Michiel werkt in een industriële bakkerij. Ze gebruiken in deze bakkerij de volgende producten voor een volkorenbrood:
- een mix van grondstoffen;
- eieren
- gist
- zout.

Welk product is een voorbeeld van een convenienceproduct?

A
Gist
B
Zout
C
Eieren
D
Een mix

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Welke machine wordt gebruikt voor het opbollen van een groot brooddeeg?
A
Bolrijskast
B
Opbolmachine
C
Verdeelopbolmachine
D
Verdeel bolmachine

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide