Workshop 5: Leren (trainen)

Hoofdstuk 8: Leren
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 8: Leren

Slide 1 - Tekstslide

Wat is klassiek conditioneren
A
leren door straf
B
leren door beloning
C
leren door associatie
D
Leren door te doen

Slide 2 - Quizvraag

Wat is operante conditionering?
A
Verband leggen tusssen eigen gedrag en de gevolgen
B
Verbanden leggen door fouten te maken
C
Leren door beloning
D
Leren door straf

Slide 3 - Quizvraag

Hoofdstuk 8: Leren
Vroeger werden dieren al getraind voor talloze doeleinden. In Nederland kun je met je hond trainen op veel verschillende manieren voor veel verschilende doeleinden. 

Het doel bij trainingsmethoden is om het gewenste gedrag aan te leren of het ongewenste gedrag af te leren.

Leren is een defitieve verandering in het gedrag, door oefening en ervaring.

Slide 4 - Tekstslide

Klassiek conditioneren
De fysioloog Pavlov is de grondlegger van Klassiek Conditioneren. Pavlov voerde een experiment uit met een hond. Iedere keer wanneer de hond te eten kreeg, klonk er een bel. Uiteindelijk zorgde het geluid van de bel alleen al voor kwijlproductie
Eerst is het dus zo dat de ongeconditioneerde stimulus zorgt voor een ongeconditioneerde reactie: iets wat vanzelf gebeurd. Na conditionering zorgt de geconditioneerde stimulus voor een geconditioneerde reactie.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Operant Conditioneren
Ook bij deze methode staat associatie centraal. Hierbij leert een hond een verband te leggen tussen zijn eigen gedragshandelingen de gevolgen darvan. 
Een voorbeeld hiervan is wanneer een hond toevallig met zijn neus in de jaszak van de eigenaar komt, blijken daar koekjes in te zitten. Hierna zal de hond vaker met zijn neus in de jaszak van de eigenaar zitten om de koekjes te 'stelen'. 
Deze methonde is bedacht door B.F. Skinner.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Bekrachtiging
Bekrachtiging verhoogt de kans dat een bepaald gedrag opnieuw zal optreden. 
Twee soorten bekrachtiging:
  1. Positieve bekrachtiging: (Toedienen gewenste prikkel)
  2. Negatieve bekrachtiging (Wegnemen onaangename prikkel)

Slide 9 - Tekstslide

Positieve bekrachtiging
Gericht op het toenemen van gedrag door het toedienen van aangename prikkel (beloning)

Het moet voor het dier aangenaam zijn om het gedrag te vertonen, waardoor herhaling ontstaat.

Voorbeelden zijn: Voer, woorden als 'braaf', aaien

Slide 10 - Tekstslide

Negatieve bekrachtiging
Gericht op het gedrag oe te laten nemen door het voorkomen/beëindigen/vermijden van een onaangename prikkel.

Bijvoorbeeld door het weghalen of verplaatsen van een andere hond wanneer deze in een training een andere hond bang maakt.

Slide 11 - Tekstslide

Correctie
Gericht om gedrag te laten afnemen door het toepassen van een onaangename prikkel of het onthouden van een aangename prikkel. Kan ook weer op twee manieren:
  1. Postieve correctie: Toedienen van onaangename prikkel (stemverheffen bijvoorbeeld)
  2. Negatieve correctie: Onthouden van aangename prikkel (Voorbeeld is dat je huisarrest krijgt bij het niet nakomen van afspraken)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Extinction
Een hond die altijd aandacht krijgt als hij begint met piepen, zal nog harder gaan piepen als hij ineens geen aandacht meer krijgt. Gevoelsmatig denken veel mensen dat het negeren dus niet werkt, maar het is juist de versterking van het gedrag dat aangeeft dat negeren juist aanslaat. 

Dit noem je 'extinction'

Slide 14 - Tekstslide

Juist toedienen van Beloning en straf
Bij het toedienen van beloning of straf is timing heel belangrijk. Het dier moet het verband wel zien tussen het gedrag en de reactie (beloning/straf) hierop. 
Wanneer je te laat reageert (al bij 10 minuten) zal de hond het verband nooit zien. 

Slide 15 - Tekstslide

Nadelen van 'straf'
Het geven van straf brengt nadelen met zich mee:
  • een dier kan als gevolg angst en agressie vertonen;
  • het dier leert dat hij het gedrag niet moet vertonen in het bijzijn van de eigenaar, maar wel als de eigenaar er niet is;
  • de strafwerk averechts;
  • de straf 'went';
  • Verstoring van de relatie.

Slide 16 - Tekstslide

Welke vorm van conditioneren hoort bij:
Een hond krijgt de oefening zit, de hond gaat zitten en de baas roept: 'Braaf'

Slide 17 - Open vraag

Welke vorm van conditioneren hoort bij:
Een hond durft op woensdag niet langs de grijze container. Als de container weggehaald is, is er niets aan de hand.

Slide 18 - Open vraag

Welke vorm van conditioneren hoort bij:
Een hond krijgt de oefening zit, de hond gaat niet zitten en de baas geeft de hond een tik(je)

Slide 19 - Open vraag

Welke vorm van conditioneren hoort bij:
Een hond luistert n een parcours niet naar de baas en doet wat hij zelf wil. De baas is het zat en geeft de hond een 'time out'

Slide 20 - Open vraag

Einde van de les
Bij deze les sluit workshop 5 goed aan. Deze kun je nu maken en inleveren op de ELO. Heb je vragen, dan hoor ik het graag.

Slide 21 - Tekstslide