Unterrichtsstunde 1: Aussprache

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Ich bin ...
Ich wohne in ...

Slide 4 - Tekstslide

Aussprache
Du übst mit verschiedenen Texten die Aussprache. Du achtest auf die Zischlaute, Umlaute, Diphthonge und CH-Laute.
Du sprichst das -n am Ende des Wortes aus.

Slide 5 - Tekstslide

Ist die deutsche Aussprache eigentlich schwierig für uns Flamen?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Okay? Und jetzt?
Worauf sollen wir dann achten?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Und zum Schluss...

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Also....der Zischlaut (sisklank)


  • z = [ts] (bijv. zwei)
  • s voor een klinker  = (zachte) z (bijv. der See)
  • sp / st (aan het begin van een lettergreep) = [sch] (als in het woord chocola ;-))
  • ss / ß = [s] (bijv. die Straße)

Aufgabe: Bedenk bij elke klank een Duits woord!

Slide 20 - Tekstslide

Üben
  • Ga naar de website van       Deutsche Welle.
  • Luister naar de tekst en lees mee (klik op manuscript  voor de tekst)
  • Let op de uitspraak van de sisklanken.
  • Oefen je eigen uitspraak.

Slide 21 - Tekstslide

Met en zonder Umlaut
  • u = oe
  • ü = uu
  • äu = oi
  • a = a
  • ä = è / ee
  • o = o
  • ö = eu / uh     

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Also...der Diphthonge (tweeklank)
  • eu = oi
  • ei = ai
  • au = au
  • (äu = oi)
     

Aufgabe: Bedenk bij elke klank een Duits woord.

Slide 24 - Tekstslide

[ich]
[ach]
Op welke plek zit je tong bij het uitspreken van ich en ach?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Also....der ich- und ach-Laut 
De ch na een a, o en u als ch in lachen (let op: niet zo hard als in het Nederlands)  Beispiele: machen, Mittwoch, Buch
Tip: 
de Ach-Laut komt na alle klinkers van het woord auto.

De ch in alle andere gevallen spreek je hem zacht uit 
Beispiele: ich, nicht, leicht, Rechnung

Slide 28 - Tekstslide

Aufgabe: Sleep de woorden naar de juiste klank.
ich-Laut
ach-Laut
Tochter
sechzig
Nächte
Nacht
Milch
suchen

Slide 29 - Sleepvraag

Das -n am Ende des Wortes
In het Duits spreek je de -n aan het eind van een woord altijd uit.

Slide 30 - Tekstslide

Üben
Kijk naar de video op de volgende slide, luister, lees mee en spreek de woorden na.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Üben
  • Klik op:  langzaam gesproken nieuwsberichten
  • Klik op Audio anhören
  • Luister goed en lees mee, de tekst staat onder de foto.
  • Let op de uitspraak van de umlauten.
  • Let op je uitspraak van de sisklanken en umlauten. 


Slide 33 - Tekstslide