Taalgereedschap B grammatica zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Grammatica zinsdelen

onderwerp

werkwoordelijk gezegde

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling

Onderwerp en persoonsvorm
horen bij elkaar.

1. ja
2. nee

Bedenk een persoonsvorm bij het onderwerp 'ik'.

Bedenk drie verschillende onderwerpen bij de persoonsvorm 'fietst'.

In welke zin staat
een lijdend voorwerp?

1. Ik loop naar oma.
2. Ik loop 7 kilometer.
3. Ik loop een route.
4. Ik loop langs de IJssel.

Wat is waar?
Een lijdend voorwerp ...

1. is een mens of ding (iemand of iets)
2. is een hoeveelheid
3. is een afstand
4. begint met een voorzetsel

In welke zin staat
een meewerkend voorwerp?

1. Ik koop een pen.
2. Ik leg een pen op tafel.
3. Ik schrijf met mijn pen.
4. Ik geef een pen aan jou.

Wat is waar?
Een meewerkend voorwerp ...

1. is een mens of ding (iemand of iets)
2. is een hoeveelheid
3. is een afstand
4. begint soms met een voorzetsel

Soep heb ik gekookt.
Wat is het onderwerp in bovenstaande zin?

Soep

ik

heb gekookt

De ezel geeft de vrouw eten.
Wat is het onderwerp in bovenstaande zin?

De ezel

De vrouw

eten

Bedenk een werkwoord waarbij altijd een lijdend voorwerp moet.

Bedenk een werkwoord waarbij een meewerkend voorwerp kan komen.

Voeg een bijwoordelijke bepaling toe aan de volgende zin: Ik loop ...

Wat is de bijwoordelijke bepaling in de volgende zin? Jan gaat vanmiddag naar het strand.

Jan

gaat

vanmiddag

naar het strand

vraagwoord

Wat is een bijwoordelijke bepaling?

plaats

tijd

reden

ontkenning

Heb je nog een vraag?