Klas 2 - Chapitre 3 - H

Aujourd'hui
Les verbes pouvoir et vouloir

Le but: 
je kunt de werkwoorden vouloir & pouvoir gebruiken
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui
Les verbes pouvoir et vouloir

Le but: 
je kunt de werkwoorden vouloir & pouvoir gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Vouloir & pouvoir
willen en kunnen

Slide 2 - Tekstslide

Welke vorm hoort bij welke persoon?
je
tu
il
nous
vous
elles
voulons
veulent
veux
veux
veut
voulez

Slide 3 - Sleepvraag

VOULOIR (= willen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je veux
Tu veux
Il/elle/on veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent

Slide 4 - Tekstslide

Je veux
Tu veux
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils veulent
Ik wil
Jij wilt
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 5 - Sleepvraag

POUVOIR (= kunnen, mogen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je peux
Tu peux
Il/elle/on peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent

Slide 6 - Tekstslide

Je peux
Tu peux
Il peut
Elle peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Ik kan
Jij mag
Hij kan
Zij mag
Wij kunnen
Jullie mogen
Zij mogen

Slide 7 - Sleepvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Ik kan = Je (pouvoir)
A
peux
B
veux
C
peut
D
veut

Slide 8 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Zij mogen = Ils (pouvoir)
A
peut
B
peuvent
C
veut
D
veulent

Slide 9 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Jullie willen = Vous (vouloir)
A
pouvons
B
pouvez
C
voulons
D
voulez

Slide 10 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Wij kunnen = Nous (pouvoir)

Slide 11 - Open vraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Wij willen = Nous (vouloir)

Slide 12 - Open vraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Jij wilt = Tu (vouloir)

Slide 13 - Open vraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
De leraar kan = le prof (pouvoir)

Slide 14 - Open vraag