5.4 Weet je het nog?

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 5.4 Weet je het nog?
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Terugblik
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 5.4 Weet je het nog?
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Terugblik
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 190.

Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- Weet je dat in een zin soms twee werkwoorden staan
- Kan je het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.

Slide 3 - Tekstslide

3. Terugblik
Tijdens de vorige grammaticales hebben we het gehad over de persoonsvorm.
Wie weet nog hoe je de persoonsvorm in een zin kan vinden?

Wat voor soort woord is een persoonsvorm altijd?

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de PV?
De grote witte haai is de grootste roofvis op aarde.

Slide 5 - Open vraag

Wat is de PV.
Hij staat bekend als een gevreesde jager.

Slide 6 - Open vraag

Wat is de PV.
Hij jaagt het liefst op zeehonden en dolfijnen.

Slide 7 - Open vraag

Werkwoordelijk gezegde
Een zin is een verzameling woorden. De werkwoorden in de                zin vertellen wat er gebeurt of wat iemand doet. 
We noemen alle werkwoorden samen 
                       het werkwoordelijk gezegde (wwg). 

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit één of meer          werkwoorden.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in deze zin?
De grasparkiet vliegt door de kamer?
A
De grasparkiet
B
door
C
vliegt
D
de kamer

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het wwg in deze zin?
De tamme grasparkiet kan uren door de kamer vliegen.
A
De tamme grasparkiet
B
uren
C
kan
D
kan vliegen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het wwg in deze zin?
De tamme grasparkiet wil het liefst vrij kunnen vliegen.
A
De tamme grasparkiet
B
wil kunnen vliegen
C
wil kunnen
D
wil

Slide 11 - Quizvraag

Zinsdelen (1)
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt. 

Maar alleen met het werkwoord leert of ligt heb je geen zin. In een zin schrijf je meer woorden dan alleen het werkwoord. Woorden die samen iets vertellen. Een zin bestaat in elk geval uit twee basisdelen...

een deel dat ‘zegt’ wat er gebeurt (= werkwoordelijk gezegde).
een deel dat ‘zegt’ wie dit doet (= onderwerp).

Slide 12 - Tekstslide

Zinsdelen (2)
-een deel dat ‘zegt’ wat er gebeurt (= werkwoordelijk gezegde).
-een deel dat ‘zegt’ wie dit doet (= onderwerp).

voorbeeld:
Ruben leert.                            De hond ligt.
Je weet nu wie leert: Ruben.       Je weet nu wat ligt: de hond.

B De hond ligt
Je weet wat ligt: de hond.

Slide 13 - Tekstslide

Zinsdelen (3)
Je kunt de vorige zin nog langer maken door er stukjes aan toe te voegen.
Ruben leert.      Wordt bijvoorbeeld  >  Ruben leert zijn Engelse woordjes.

Je bouwt met stukjes informatie een zin. De zin wordt steeds langer. 
Je noemt deze stukjes zinsdelen.

Een zinsdeel kan uit één woord bestaan. 
Vaak telt een zinsdeel meer woorden.


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Koala's | eten | geen | vlees.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Over | een paar jaar | heeft | iedereen | een smartwatch.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig de volgende opdrachten:
Opdracht 7 en 8 op blz 190/191.

Ben je klaar.
Dan kijk je je werk na.
Zit je thuis, dan stuur je mij de foto's van het gemaakte werk

Slide 19 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Leg in je eigen woorden uit wat het werkwoordelijk gezegde is.
Hoe vind je de PV in een zin?

Huiswerk:
Groep A: donderdag 15 april          Groep B: Vrijdag 16 april
                   Blok 5 opdr 7 en 8                                Blok 5 opdr 7 en 8

Slide 20 - Tekstslide