1bk Spelling §8 sterk en zwak

Lees de theorie op blz. 226 of blz. 234.
Maak de startvraag in je schrift.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.8.
7.9 Sterke en zwakke 
werkwoorden
Startvraag:
1BK
SPELLING
timer
5:00
CURSUS 7:
- Schrijf op wat het verschil is tussen een zwak en een sterk werkwoord. Gebruik minstens twee voorbeelden.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lees de theorie op blz. 226 of blz. 234.
Maak de startvraag in je schrift.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.8.
7.9 Sterke en zwakke 
werkwoorden
Startvraag:
1BK
SPELLING
timer
5:00
CURSUS 7:
- Schrijf op wat het verschil is tussen een zwak en een sterk werkwoord. Gebruik minstens twee voorbeelden.

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt zinnen in de tegenwoordige tijd herkennen.
  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd correct spellen.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les:
  • Hoe spel je de persoonsvorm in de verleden tijd?
  • Oefenvragen in LessonUp.
  • Tijd voor opdrachten.
  • Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Komende lessen
Werkwoordspelling

§8: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
§9: Sterke en zwakke werkwoorden
§10: Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
§11: Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
§12: Onregelmatige werkwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Pak je boek


Basis: bladzijde 263
Kader: bladzijde 267

Je vind hier een schema voor werkwoordspelling

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Werkwoordspelling
Sterke en zwakke werkwoorden

Wanneer een persoonsvorm in de verleden tijd staat, moet je eerst uitzoeken of het werkwoord sterk of zwak is. Dan weet je hoe je het moet schrijven.


Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Lopen
Werken
Geven
Fietsen
Liegen
Maken

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Sterke werkwoorden

Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.


Sterk werkwoord
Klank verandert
Lopen
Liep
Geven
Gaf
Liegen
Loog

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Zwakke werkwoorden

Wanneer een persoonsvorm in de verleden tijd staat, moet je eerst uitzoeken of het werkwoord sterk of zwak is. Dan weet je hoe je het moet schrijven.


Zwak werkwoord
Stam + te(n)
Stam + de(n)
Werken
Werkte
Fietsen
Fietste
Bellen
Belde

Slide 9 - Tekstslide

Sterk of zwak werkwoord?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen

Slide 10 - Sleepvraag

Hoe zat het ook alweer met sterke/zwakke werkwoorden? 
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde.
In de verleden tijd verandert de klank.

Slide 11 - Sleepvraag

Uitlegfilmpje!

Slide 12 - Tekstslide

Aan het werk
Wat?
Cursus 7.9 Sterke en zwakke werkwoorden.
Basis: Opdracht 1 t/m 4 op blz. 226-227.
Kader: Opdracht 1 t/m 6 op blz. 234-235
Schrijf de antwoorden in je schrift of maak het in je online boek
Hoe?
Keuze: zelfstandig.
Hulp
De 4 B's, theorie in je boek of het vraagteken.
Tijd
Timer.
Klaar?
Begin alvast aan paragraaf 7.10 of oefen verder op cambiumned.nl met spelling.
timer
20:00

Slide 13 - Tekstslide

  • Je kunt zinnen in de tegenwoordige tijd herkennen.
  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd correct spellen.
Lesdoelen

Slide 14 - Tekstslide

'Ik weet hoe ik de persoonsvorm in tegenwoordige tijd moet spellen.'
0 = echt (nog) niet / 100 = absoluut wel
-1100

Slide 15 - Poll

'Ik kan het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden is.'
0 = echt (nog) niet / 100 = absoluut wel
-2100

Slide 16 - Poll

Hoe weet je of een werkwoord sterk of zwak is?
timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

Sterk of zwak werkwoord?


Voetballen
A
sterk
B
zwak

Slide 18 - Quizvraag