1bk Spelling §9 sterk en zwak

Lees de theorie op blz. 226 of blz. 234.
Maak de startvraag in je schrift.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.9
7.9 Sterke en zwakke 
werkwoorden
Startvraag:
1BK
SPELLING
timer
5:00
CURSUS 7:
- Schrijf op wat het verschil is tussen een zwak en een sterk werkwoord. Gebruik minstens twee voorbeelden.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lees de theorie op blz. 226 of blz. 234.
Maak de startvraag in je schrift.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.9
7.9 Sterke en zwakke 
werkwoorden
Startvraag:
1BK
SPELLING
timer
5:00
CURSUS 7:
- Schrijf op wat het verschil is tussen een zwak en een sterk werkwoord. Gebruik minstens twee voorbeelden.

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt zinnen in de tegenwoordige tijd herkennen.
  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd correct spellen.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les:
  • Hoe spel je de persoonsvorm in de verleden tijd?
  • Oefenvragen in LessonUp.
  • Tijd voor opdrachten.
  • Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Komende lessen
Werkwoordspelling

§8: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
§9: Sterke en zwakke werkwoorden
§10: Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
§11: Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
§12: Onregelmatige werkwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Hij ... (bedienen) zijn gasten.
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 5 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Jij ... (onthouden) dat toch niet!
A
jij onthoud
B
jij onthoudt

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vind je de ik-vorm van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Slide 7 - Open vraag

Sommige werkwoorden krijgen in de ik-vorm een klankverandering, zoals een lange ee. Dit is een....
A
Werkwoord met klankverandering
B
Werkwoord met een stam met een dubbele medeklinker

Slide 8 - Quizvraag

Regel voor het schrijven van de ik-vorm
Werkwoord met een klankverandering
Werkwoord met z/v aan het einde van de stam
Stam eindigt op dubbele medeklinker
Redden
Praat
Werken
Gok
Kleven
reis
Lieg
Loop

Slide 9 - Sleepvraag

Staat er ik voor of achter de persoonsvorm?
Schrijf dan de ik-vorm: ik loop, ik leef
Staat er jij/je achter de persoonsvorm?
Schrijf dan de ik-vorm: loop jij?, leef je?
In alle andere gevallen in het enkelvoud
Schrijf dan de ik-vorm + t
Is de persoonsvorm meervoud? (jij/jullie)
Schrijf dan het hele werkwoord: wij lopen, jullie leven
Zo schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Werkwoordspelling
Sterke en zwakke werkwoorden

Wanneer een persoonsvorm in de verleden tijd staat, moet je eerst uitzoeken of het werkwoord sterk of zwak is. Dan weet je hoe je het moet schrijven.


Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Lopen
Werken
Geven
Fietsen
Liegen
Maken

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Sterke werkwoorden

Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.


Sterk werkwoord
Klank verandert
Lopen
Liep
Geven
Gaf
Liegen
Loog

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Zwakke werkwoorden

Zwakke werkwoorden zijn te zwak om van klank te veranderen in de verleden tijd. Deze werkwoorden krijgen in de verleden tijd achter de ik-vorm de uitgang 
-te(n) of -de(n)

't kofschip
't fokschaap


Zwak werkwoord
Stam + te(n)
Stam + de(n)
Werken
Werkte
Fietsen
Fietste
Bellen
Belde

Slide 14 - Tekstslide

Sterk of zwak werkwoord?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen

Slide 15 - Sleepvraag

Hoe zat het ook alweer met sterke/zwakke werkwoorden? 
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde.
In de verleden tijd verandert de klank.

Slide 16 - Sleepvraag

Uitlegfilmpje!

Slide 17 - Tekstslide

Aan het werk
Wat?
Cursus 7.9 Sterke en zwakke werkwoorden.
Basis: Opdracht 1 t/m 4 op blz. 226-227.
Kader: Opdracht 1 t/m 6 op blz. 234-235
Schrijf de antwoorden in je schrift of maak het in je online boek
Hoe?
Keuze: zelfstandig.
Hulp
De 4 B's, theorie in je boek of het vraagteken.
Tijd
Timer.
Klaar?
Ga 7.9 trainen in je online boek
timer
20:00

Slide 18 - Tekstslide

  • Je kunt zinnen in de tegenwoordige tijd herkennen.
  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd correct spellen.
Lesdoelen

Slide 19 - Tekstslide

'Ik weet hoe ik de persoonsvorm in tegenwoordige tijd moet spellen.'
0 = echt (nog) niet / 100 = absoluut wel
-1100

Slide 20 - Poll

'Ik kan het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden is.'
0 = echt (nog) niet / 100 = absoluut wel
-2100

Slide 21 - Poll

Hoe weet je of een werkwoord sterk of zwak is?
timer
1:00

Slide 22 - Open vraag

Sterk of zwak werkwoord?


Voetballen
A
sterk
B
zwak

Slide 23 - Quizvraag