2 hv H1 Landschappen - oefeningen

Vorming van landschappen

H1 Landschappen
Oefeningen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vorming van landschappen

H1 Landschappen
Oefeningen

Slide 1 - Tekstslide

A. Zinnen maken
Maak correcte zinnen van de gegeven woorden.
1. bovenloop - erosie - klei
2. sedimentatie - zandsteen - delta
3. arme zandgronden - infiltreren - mest.

Slide 2 - Tekstslide

A. Zinnen maken
Maak correcte zinnen van de gegeven woorden.
1. bovenloop - erosie - klei
In de bovenloop van een rivier is de stroomsnelheid hoger, waardoor er erosie plaatsvindt en geen afzetting van klei.

2. sedimentatie - zandsteen - delta

Slide 3 - Tekstslide

A. Zinnen maken
Maak correcte zinnen van de gegeven woorden.
2. sedimentatie - zandsteen - delta
Bij een delta vindt sedimentatie plaats van zand, waarbij de steeds dikker wordende zandlaag in elkaar wordt gedruk en uiteindelijk veranderd in zandsteen.

3. arme zandgronden - infiltreren - mest.

Slide 4 - Tekstslide

A. Zinnen maken
Maak correcte zinnen van de gegeven woorden.
3. arme zandgronden - infiltreren - mest.

Bij de arme zandgronden is mest nodig om de grond vruchtbaar te maken en zal er beregend moeten worden omdat water makkelijk kan infiltreren en niet wordt vastgehouden.
Zandgronden zijn onvruchtbaar omdat water makkelijk kan infiltreren en voedingsstoffen meeneemt. Deze arme zandgronden hebben mest nodig om vruchtbaar te worden.

Slide 5 - Tekstslide

B. Welk woord weg?
Welk woord hoort er niet bij? Noem dit begrip en leg uit wat de andere begrippen met elkaar te maken hebben. 
1. terp - droogmakerij - ringvaart
2. mergel - dallandschap - erosie
3. bodemerosie - löss - dekzand

Slide 6 - Tekstslide

B. Welk woord weg?
Welk woord hoort er niet bij? Noem dit begrip en leg uit wat de andere begrippen met elkaar te maken hebben. 
1. terp - droogmakerij - ringvaart
Terp: om een droogmakerij ligt een ringvaart. Een terp is een woonheuvel in een zeekleigebied.
Ringvaart: terpen en droogmakerijen liggen in Laag-Nederland.
Droogmakerij: terpen en ringvaarten zijn onderdelen in het landschap, droogmakerij is een landschap.
2. mergel - dallandschap - erosie

Slide 7 - Tekstslide

B. Welk woord weg?
Welk woord hoort er niet bij? Noem dit begrip en leg uit wat de andere begrippen met elkaar te maken hebben. 
2. mergel - dallandschap - erosie
Erosie: mergel en dallandschap vormen het landschap in Zuid-Limburg, erosie is een proces dat het landschap vormt.
Mergel: het dallandschap is ontstaan door erosie door snelstromende rivieren. Mergel is de bodem waaruit de bodem in Z-Limburg bestaat.

3. bodemerosie - löss - dekzand

Slide 8 - Tekstslide

B. Welk woord weg?
Welk woord hoort er niet bij? Noem dit begrip en leg uit wat de andere begrippen met elkaar te maken hebben. 
3. bodemerosie - löss - dekzand
Dekzand: Löss komt in Zuid-Limburg voor, waar het erg gevoelig is voor bodemerosie door water of wind. Dekzand komt niet in Z-L voor.
Bodemerosie: Löss en dekzand zijn afzettingen door de wind, bodemerosie is een proces (door zowel wind als water).

Slide 9 - Tekstslide

C. Hoe-hoe zinnen
Hoe-hoe zinnen zijn zinnen die een verband aangeven. Bijv. Hoe meer chocolade ik eet, hoe vrolijker ik wordt.
Geef het verband tussen de volgende omstandigheden.
1. verhang (helling van rivieren) en erosie.
2. temperatuurverschil en verwering
3. stroomsnelheid water en korrelgrootte sediment.

Slide 10 - Tekstslide

C. Hoe-hoe zinnen
Hoe-hoe zinnen zijn zinnen die een verband aangeven. Bijv. Hoe meer chocolade ik eet, hoe vrolijker ik wordt.
Geef het verband tussen de volgende omstandigheden.
1. verhang (helling van rivieren) en erosie.
Hoe groter het verhang (dus hoe steiler de helling) hoe meer erosie er plaatsvindt, doordat de stroomsnelheid hoger is.
2. temperatuurverschil en verwering


Slide 11 - Tekstslide

C. Hoe-hoe zinnen
Hoe-hoe zinnen zijn zinnen die een verband aangeven. Bijv. Hoe meer chocolade ik eet, hoe vrolijker ik wordt.
Geef het verband tussen de volgende omstandigheden.
2. temperatuurverschil en verwering
Hoe groter het temperatuurverschil in het gebied (tussen dag en nacht), hoe meer mechanische verwering door uitzetting en krimp van het gesteente.

3. stroomsnelheid water en korrelgrootte sediment.

Slide 12 - Tekstslide

C. Hoe-hoe zinnen
Hoe-hoe zinnen zijn zinnen die een verband aangeven. Bijv. Hoe meer chocolade ik eet, hoe vrolijker ik wordt.
Geef het verband tussen de volgende omstandigheden.
3. stroomsnelheid water en korrelgrootte sediment.
Hoe hoger de stroomsnelheid van water, hoe groffer het sediment dat wordt afgezet. Òf: Hoe lager de stroomsnelheid, hoe fijner het sediment.

Slide 13 - Tekstslide