cultuur en socialisatie

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Is elk probleem een maatschappelijk probleem?
Vul de volgende zin aan.
We spreken van een maatschappelijk probleem, wanneer............
A
alleen jijzelf en je familie ermee te maken hebben
B
veel mensen ermee te maken hebben
C
de overheid er niets aan kan doen
D
iedereen het eens is over de oplossing.

Slide 19 - Quizvraag

Welke van de onderstaande problemen is een maatschappelijk probleem?
A
Daria is een keer beroofd van haar portemonnee.
B
De auto van meneer Buurmans werd gisteren vernield.
C
Het drugsgebruik onder jongeren tussen 12 en 18 was in 2016 18%.
D
Mensen die een been breken tijdens het snowboarden.

Slide 20 - Quizvraag

Een voorbeeld van een waarde is:
A
gastvrijheid
B
groeten
C
rechts houden
D
een hand geven

Slide 21 - Quizvraag

Normen zijn:

A
dingen mensen belangrijk vinden in het leven.
B
straffen die de overheid oplegt.
C
regels hoe jij en anderen zich moeten gedragen.
D
gevolgen van belangentegenstellingen.

Slide 22 - Quizvraag

Wat bedoelen we met de dominante cultuur?
A
De cultuur van de oudere generatie.
B
De subculturen die naast elkaar leven.
C
De cultuur van de meeste mensen in een land.
D
De cultuur van jongeren.

Slide 23 - Quizvraag

Jongeren begroeten elkaar op een eigen manier, bijvoorbeeld door te ‘boksen’.

Dat is een voorbeeld van een:
A
groepsnorm.
B
waarde.
C
tijdloze norm.
D
generatieconflict.

Slide 24 - Quizvraag

In welke twee zinnen gaat het over aangeleerde eigenschappen?
1. De taal die je spreekt 2. Het geloof dat je hebt.
3. Verlegen zijn. 4. Talent hebben.
A
In zin 1 en 2
B
In zin 2 en 3
C
In zin 3 en 4
D
In zin 4 en 1

Slide 25 - Quizvraag

Identificatie:
A
zie je alleen bij jonge mensen die willen voldoen aan de groepsdruk.
B
is het imiteren van iemand waar je tegen opkijkt.
C
betekent dat je kenmerken van jezelf in een ander herkent.
D
ontstaat als mensen botsen met de normen van hun groep.

Slide 26 - Quizvraag

Bij sociale controle:

A
letten mensen op hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
leer je aangeboren eigenschappen af.

Slide 27 - Quizvraag

Socialisatie betekent dat mensen:
A
kenmerken van een groep aanleren.
B
allemaal dezelfde normen en waarden aanleren.
C
verschillende culturen leren kennen.
D
alle aangeboren eigenschappen afleren.

Slide 28 - Quizvraag

Als normen en waarden een vanzelfsprekend gedeelte van je gedrag zijn geworden, is er sprake van:

A
een sanctie.
B
sociale controle.
C
imitatie.
D
internalisatie.

Slide 29 - Quizvraag

Deze begrippen begrijp ik nog niet helemaal:

Slide 30 - Open vraag

Hier wil ik nog extra uitleg over:

Slide 31 - Open vraag