Analfabetisering

Analfabeet
1 / 20
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsHBOStudiejaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Analfabeet

Slide 1 - Woordweb

Definitie 'analfabeet'
Je bent analfabeet als je nog nooit eerder naar school bent geweest en nooit hebt leren lezen en schrijven, niet in moedertaal, noch in een andere taal. 
(p. 250)

Slide 2 - Tekstslide

Alfabetisme

Slide 3 - Tekstslide

(In het NT2-onderwijs)
Cursisten die uitsluitend een ander schrift dan het Latijnse (alfabetische) schrift kennen.
                                                                   Schriftsystemen
1.  Logografisch schrift         2. Syllabisch schrift     3. Alfabetisch schrift
                                     

 


 Anders - alfabeet 
co  la 
Klank  - teken

Slide 4 - Tekstslide

Semi- analfabeet - functioneel analfabeet - laaggeletterd
Jongeren en volwassenen die (ooit) wel lezen hebben geleerd, maar die vaardigheid niet goed beheersen om in de praktijk van alledag toe te kunnen passen. 

Slide 5 - Tekstslide

Beginnersvaardigheden 
  • Pen vasthouden
  • Omgaan met schrift of toetsenbord
  • Activiteiten die horen bij opdrachten (luisteren/schrijven)

Slide 6 - Tekstslide

Heeft analfabetisme met intelligentie te maken?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag


Functie 
Veel volwassen analfabeten kennen de functie van taal en krijgen er ook mee te maken in het dagelijks leven (formulieren invullen e.d.). 

Herkenning
Geschreven taal wordt soms herkend in dagelijkse omgeving. 




 Logo's: 
McDonalds 



  HEMA 
Gele bogen
zijn herkenbaar
De letters zijn minder herkenbaar

Slide 8 - Tekstslide

  • Analfabetisten zijn zich niet bewust van de interne structuur van een gesproken taal. 
  • Het metalinguïstische bewustzijn = het vermogen om de interne structuur van een taal te herkennen. Dit vermogen ontwikkelt zich pas tijdens het leren lezen en schrijven.
Interne structuur
  • Waar een woord ophoudt in een gesproken zin
  • Waar een nieuw woord begint in een gesproken zin 
  • De afzonderlijke klanken van woorden in een gesproken zin. 

Metalinguïstische bewustzijn

Slide 9 - Tekstslide

Leren lezen in een alfabetisch schrift 
Welk inzicht heb je nodig om het alfabetisch schrift te begrijpen? 
  1. Een gesproken woord kan opgedeeld worden in spraakklanken (fonemen). 
  2. Elk van de fonemen is aan een letterteken (grafeem) gekoppeld. 

Slide 10 - Tekstslide

Het leren lezen in een alfabetisch schrift verloopt in drie stappen

  1. De logografische fase        (visuele woordherkenning)
  2. De alfabetische fase           (spellend lezen)
  3. De orthografische fase      (automatiseren en direct     
                                                                      herkennen)

Slide 11 - Tekstslide

1. Logografische fase
  • Visueel (uiterlijk) opvallend
  • Herkend door context of vorm
  • Woorden herkend als ‘plaatje’ 

-> Deze manier is goed voor de eerste woorden, maar niet voor langere tijd: er zit geen systematiek in. 

Slide 12 - Tekstslide

2. Alfabetische fase
  • Weet dat grafemen gekoppeld zijn aan fonemen
  • Tekens worden verklankt   (Indirecte woordherkenning)
  • Decoderen: de letters worden verklankt, maar nog niet tot een heel van een woord gebracht (bee-er-ie-ee-ef.) 

Slide 13 - Tekstslide

3. Orthografische fase
  • Spellen is geautomatiseerd: de leerder herkent frequente woorden
  • De interne structuur wordt herkend (wanneer een zin ophoudt, verschillende klanken in een woord horen en herkennen).

Slide 14 - Tekstslide

Deelvaardigheden bij het leren lezen in een tweede taal. 
  1. Basiswoordenschat 
  2. Klanksysteem en decoderen
  3. Mondelinge vaardigheden 
  4. Tekstbegrip
  5. Feedback

  • Woordenschat 
  • Inzicht in opbouw van teksten. (Bijv. dat een woord als hij in een zin naar dezelfde persoon verwijst als in de zin daarvoor). 
Mondelinge vaardigheden zijn nodig voor de juiste verklanking bij het (voor)lezen van teksten 
  • Onderscheid tussen klanken, bijv. [i] & [ee]. 
  • Zonder dit onderscheid kan geen teken aan een klank worden gekoppeld.

  • Begrijpelijk taalaanbod 
  • Aanbod in frequente context
  • Mondelinge en schriftelijke basis
  • (Positieve) feedback van de docent is belangrijk voor het proces. 
  • De feedback moet meteen en expliciet zijn: zo krijgt de cursist de gelegenheid om meteen zijn eigen fouten in te zien. 

Slide 15 - Tekstslide

Leren schrijven en spellen in een tweede taal 
Schrijfmotorische aspect:
- Distinctieve kenmerken (onderscheidende kenmerken)
- Oog-handcoördinatie 
Leren spellen:
- Visuele verwarringen (d,b,p)
- Fonetisch spellen (zip - zeep)
- Moedertaalfilter (klinkers) (ei/ij)

Slide 16 - Tekstslide

Didactische benadering van alfabetisering 
  • Globaalmethode: het leren van woorden en zinnen in het geheel, dus niet in stukjes.
  • Structuurmethode: de structuur van het spellingssysteem laten doorzien is hier het doel. 
  • Ervaringsleren: gaat uit van de positie en ervaring van de volwassen leerder, dus geen kant-en-klare leergang. 
  • Een combinatie van de laatste twee 

Slide 17 - Tekstslide

Hoofdstuk 7 - opdracht 4
Opdracht 4 (p. 260) 
Analyseer een reclamefolder van een warenhuis of supermarkt op moeilijkheden voor beginnende lezers in een tweede taal. Wat moet een cursist allemaal weten om de folder te begrijpen?
Let daarbij op gebruik van woorden, zinsconstructies, beelden en getalsmatige informatie.

Slide 18 - Tekstslide

Let op:
- Woorden
- Zinsconstructies
- Beelden 
- Getalsmatige informatie 

Slide 19 - Tekstslide

Einde! Vragen?

Slide 20 - Tekstslide