Bi-4M-11.5 Erfelijke aandoening 1 en 2 (Paulien)

Wat weet je nog van 11.4?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog van 11.4?

Slide 1 - Tekstslide

Homozygoot
Heterozygoot
Dominant
Reccessief
Intermediair
AA of aa
Aa
overheersend gen van een paar (A)
onderdrukt gen van een genenpaar (a)
Beide genen zijn even sterk, komen beiden naar voren in fenotype

Slide 2 - Sleepvraag

Een vrouw en een man hebben samen 4 jongens. De vrouw is zwanger van nummer 5. Hoeveel kans is er dat ze weer een jongen krijgt.
A
20%
B
50%
C
80%
D
100%

Slide 3 - Quizvraag

Rex heeft bruine ogen en is heterozygoot voor de oogkleur.
Floor heeft blauwe ogen.
Rex en Floor krijgen vier kinderen: twee meisjes en twee jongens.

Bruin is dominant, blauw is recessief.

Wat is de kans dat de kinderen van Rex en Floor blauwe ogen hebben.
A
25%
B
50%
C
75%
D
0%

Slide 4 - Quizvraag

Klopt het kruisingschema die bij de vorige vraag hoort?
bruin = dominant
blauw = recessief
Rex (vader) = heterozygoot
Floor (moeder) = blauwe ogen
A
Juist
B
Onjuist
C
Snap hier niets van

Slide 5 - Quizvraag

Piet, de zoon van Rex en Floor trouwt met een vrouw met blauwe ogen.
Piet heeft bruine ogen. Wat is de kans op een kind met blauwe ogen geboren wordt?

bruin = dominant
blauw = recessief
Floor(oma) = blauwe ogen
A
0%
B
25%
C
50%
D
Ik snap hier niets van

Slide 6 - Quizvraag


Beide ouders zijn homozygoot, bruin is dominant, groen recessief.
Hoeveel kans is er op nakomelingen met groene ogen?

Tip: maak zelf een kruisingsthema...

A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 7 - Quizvraag

V2
Onderzoek naar erfelijkheid in de familie

   11.5 
deel 1
                                                     erfelijke                                                          aandoeningen

Slide 8 - Tekstslide

11.5 Leerdoelen
-Hoe maak je een stamboom
-Hoe ontstaat een aangeboren afwijking
-Wanneer ga je naar een erfelijkheidsvoorlichter

Slide 9 - Tekstslide

11.5 Begrippenlijst
-stamboom
-aangeboren aandoening-erfelijke aandoening-mutatie-prenataal onderzoek
-drager-recessieve overerving-dominante overerving

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Stambomen
uitleg

Slide 12 - Tekstslide

Gegevens halen uit een stamboom
Uit een stamboom haal je in de volgende situatie wat dominant is en wat recessief is:
Zoek twee gelijke ouders qua fenotype (uiterlijk). Krijgen zij een kind met een ander fenotype, dan:
* hebben de ouders het dominante fenotype 
* zijn de ouders allebei heterozygoot (bijv. Aa)
* Heeft het kind  het recessieve fenotype.(aa)

Slide 13 - Tekstslide

Welke drie conclusies trek je uit deze stamboom?

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het genotype van de vader?
Wat is het genotype van kind 2?
A
Vader AA Kind Aa
B
Vader Aa Kind aa
C
Vader aa Kind Aa
D
Vader AA Kind aa

Slide 15 - Quizvraag

Conclusies uit deze stamboom?
De eigenschap van de ouders is dominant
De beide ouders zijn heterozygoot
Nummer 2 is homozygoot voor de recessieve eigenschap
Aa
Aa
aa
AA/Aa
AA/Aa

Slide 16 - Tekstslide

Tip 1:  zoek twee ouders met hetzelfde fenotype en een kind met een ander fenotype (zie blz. 142 tekstboek)

Hans en Karin hebben allebei donker haar, maar hun zoon Stefan heeft rood haar. 
Dit betekent dat:
Hans en Karin heterozygoot zijn (Aa).
Stefan heef de recessieve eigenschap (aa)
Donker haar dominant is
Rood haar recessief is
timer
5:00
Hoe kan je alle genotypes invullen in een stamboom?

Slide 17 - Tekstslide

Werk je thuis? Maak een foto van jouw oplossing en lever hem hier in.

Slide 18 - Open vraag

Alleen de genotype van Michiel en Kirsten kan je niet uit de stamboom halen

Aa     Aa     Aa       Aa      Aa              Aa          aa                Aa
A?             aa
aa            Aa
aa              A?            Aa             aa

Slide 19 - Tekstslide

11.5 (huis)werk 
Maken :
Stencil Erfelijkheid stamboomoefening-opdracht 
11.5 M. opdr.2,4,5,6,7,

Slide 20 - Tekstslide

V2
Onderzoek naar erfelijkheid in de familie

   11.5 
deel 2
                                                     erfelijke                                                          aandoeningen

Slide 21 - Tekstslide

Drager

Als een aandoening recessief overervend is:

Dan heb je de aandoening alleen, als je het geen 2 keer hebt (aa)


Heb je Aa, dan ben je DRAGER, je hebt het gen wel, maar je bent niet ziek.

 Als 2 dragers nakomelingen krijgen, dan hebben zij 

25% kans op een kind met die aandoening (aa).

Slide 22 - Tekstslide

Aangeboren afwijkingen
Een aangeboren afwijking kan ontstaan door:

1. Een fout in een gen (mutatie): erfelijke aandoening
2. Een fout bij de vorming van geslachtscellen  
    (bijv chromosoom teveel bij syndroom van Down)
3. Schadelijke stoffen of ziekteverwekkers

Slide 23 - Tekstslide

 Een fout bij de vorming van geslachtscellen  

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Erfelijkheidsvoorlichting?
Wanneer?
- Als er een erfelijke aandoening in de familie voorkomt.
Hoe onderzoek je?
- Door een stamboom te maken en zo te kijken of je drager bent.
Hoe kan je overerven?
- Recessieve overerving (25% kans als beide drager zijn Aa x Aa)
- Dominant overerving (50% kans als een ouder heterozygoot is)
                                                                        Aa x aa)

Slide 26 - Tekstslide

Recessief overerven
Dominant overerven
25% kans
50% kans

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Klonen*

Een klonen is een exacte kopie zijn van het 'originele' individu

Slide 29 - Tekstslide

11.5 (Huis)werk
11.5 M. opdr.2,4,5,6,7,8.9,10,12,15 t/m 18
Samenvatten blz 99: opdr.9 t/m 11

Erfelijkheidsopdrachten 1 en 2 afronden
Extra oefenen: examenkracht.nl

Afronden erfelijkheid. Vragen?

Slide 30 - Tekstslide