H2 Rekenen met schaal

Rekenen N3/N4
Rekenen met schaal
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Rekenen N3/N4
Rekenen met schaal

Slide 1 - Tekstslide

Oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
Hoofdstuk 2 NU Rekenen 3e editie
Vlakke en ruimtelijke figuren
Omtrek en oppervlakte
(N4) Oppervlakte en ruimtelijke figuren
Inhoud
Plattegronden
Schaal en schaallijn
Aanzichten en doorsneden
Bouwtekeningen en uitslagen
Rekenen met schaal
Referentiematen

Kijk op de ELO of in NU Rekenen voor de weekplanning!

Slide 2 - Tekstslide


Dit is een foto van een bouwwerk van zeven dobbelstenen. Bij deze dobbelstenen zijn alle ribben twee centimeter lang. Je kunt dit bouwwerk van verschillende kanten bekijken. Naast de foto zijn vier kijkrichtingen A, B, C en D aangegeven. Bij een dobbelsteen is de som van de ogen van twee tegenover elkaar liggende vlakken altijd gelijk aan zeven. Bijvoorbeeld: tegenover de twee ligt de vijf.

Bereken het minimale aantal ogen dat je kunt krijgen als je alle ogen optelt van het aanzicht vanuit richting D.
A
8
B
9
C
7
D
10

Slide 3 - Quizvraag

Jeremy is een medewerker begeleid wonen. Hij zorgt dat de jongeren in hun thuissituatie geholpen worden met de dagelijkse dingen. Bij binnenkomst van de woning is deze plattegrond van de woning zichtbaar. Alle studio’s zijn even groot.
Welke vragen kun je bij dit plaatje verzinnen?

Slide 4 - Tekstslide

Soms worden dingen kleiner of groter getekend dan dat ze in werkelijkheid zijn.

Je wilt dan dat het getekende "ding" zoveel mogelijk overeenkomt met de werkelijkheid. Met andere woorden: de verhouding moet hetzelfde zijn.

Voorbeelden van schaal:
- plattegrond van woning
- uitvergroting van insect
- modelbouw
- landkaart of plattegrond

Rekenen met schaal

Slide 5 - Tekstslide

Bij rekenen met schaal is de verhoudingstabel je beste vriend.

Een schaal van 1 : 10 betekent dat het tekende of getoonde in werkelijkheid 10 keer groter is.
Daarbij is het heel belangrijk dat je altijd met dezelfde eenheden (mm, cm, m, km) rekent.

Gebruik altijd de volgende verhoudingstabel
Rekenen met schaal en de verhoudingstabel
1
2
3
4
Wat is de echte hoogte van de Eifeltoren?
5
32400 cm = 324 meter

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide


Wat is de werkelijke lengte van de scooter?
A
1290 mm
B
1740 mm
C
1740 cm
D
17,4 m

Slide 8 - Quizvraag


De lengte van de scooter is in de tekening 58 mm.
Op welke schaal is deze scooter getekend?
alle maten in mm
A
1 : 30
B
1 : 0,03
C
1 : 300
D
1 : 3

Slide 9 - Quizvraag

Let op!!

Als je een blokje van 1 x 1 cm twee (2) keer zo groot maakt dan wordt de oppervlakte meer dan twee (2) keer zo groot.

Probeer maar: lengte 1 cm x breedte 1 cm = 1 cm2
Vergroten met twee  maakt de lengte 2 cm en de breedte ook 2 cm
De nieuwe oppervlakte is dan 2 cm x 2 cm = 4 cm2

De oppervlakte is dus gegroeid met de vergrotingsfactor in het kwadraat!


Oppervlakte en schaal (N4)

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken
(20 minuten)

Slide 11 - Tekstslide

(N4)
Je vergroot een foto van
10 x 15 naar 30 x 45.
Hoeveel keer is de foto groter geworden?
A
2
B
4
C
6
D
9

Slide 12 - Quizvraag

Vragen over deze les?
Vragen over deze les?

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
  • Afmaken rekenen met schaal

Volgende keer
  • Rekenen met referentiematen
Huiswerk en volgende keer

Slide 14 - Tekstslide


Laat weten wat je fijn vind of juist minder fijn!
Exit ticket

Slide 15 - Open vraag