Het oudere schoolkind 4-8 jaar!

 Het oudere schoolkind 4-8 jaar!

10 vragen en theorie om te oefenen voor de toets
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Het oudere schoolkind 4-8 jaar!

10 vragen en theorie om te oefenen voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 1
In de laatste twee jaar van de oudere schoolkind fase worden de verschillen tussen jongens en meisjes steeds groter. Jongens beginnen over het algemeen eerder aan hun groeispurt dan meisjes.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Waarom onjuist?


Meisjes beginnen eerder aan hun groeispurt dan jongens. Jongens worden wel gemiddeld langer. 

Slide 3 - Tekstslide

Het oudere schoolkind is zich er steeds meer van bewust dat het met zijn handelen goedkeuring of afkeuring van anderen kan krijgen. Kohlberg omschrijft de morele ontwikkeling voor het oudere schoolkind ook wel als de conventionele fase. Deze fase heeft twee substadia (stadium 3 en stadium 4). 

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 2
Stadium 3 = braaf zijn vindt het oudere schoolkind belangrijker dan een eigen standpunt hebben.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Vraag 3
De prepuberteit wordt gekenmerkt door de geslachtskenmerken die duidelijker worden en de wisselde emoties. Dit komt door het hormoon oestrogeen bij jongens en testosteron bij meisjes.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Freud heeft de seksuele ontwikkeling beschreven. Voor het oudere kind beschreef hij dit stadium als de latentiefase. Seksuele gevoelens zijn nog verborgen aanwezig, kinderen zijn in deze fase vooral gericht op weten wat er precies in hun lichaam verandert. Maar ook: hoe een baby ontstaat en hoe deze vervolgens geboren wordt. 

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 4

Slide 8 - Tekstslide

A. Wat is de betekenis van het woord latentiefase?

Slide 9 - Open vraag

Antwoord A
De “verborgen aanwezigheid”: het kind is minder gericht op het seksuele of lustgevoelens. Het is eerder gericht op het verwerven van kennis. 

Slide 10 - Tekstslide

B. Geef een praktijkvoorbeeld waaruit blijkt dat het gaat om de seksuele ontwikkeling van het oudere schoolkind

Slide 11 - Open vraag

Antwoord B kan zijn:
“In groep 7 van basisschool De Zonnewende plaagt jongen T. (11 jaar) meisje L. regelmatig tijdens de pauze op het schoolplein. L., reageerde eerst vaak geïrriteerd, maar begint nu te giechelen om zijn plagerijen en bloost zelfs in zijn bijzijn. Ook haar vriendinnen vallen dit op! Terwijl T. doorgaat met zijn plagerijen, groeit L.'s stiekeme interesse voor hem. Haar vriendinnen vragen of ze verliefd is, maar ze geeft niet toe! Na twee weken hebben L. en T. dan toch echt verkering.”

Slide 12 - Tekstslide

Groepsdruk
In groep 6 van basisschool De Regenboog zitten Tim, Lisa en Emma. Het is een populair groepje kinderen. Ze besluiten om tijdens de pauzes een nieuw spel te introduceren genaamd "De Modeshow". Dit spel houdt in dat de kinderen in de klas elkaar beoordelen op hun kledingstijl en populariteit. Ze komen overeen dat alleen degenen die de nieuwste en duurste kleding dragen, punten kunnen verdienen.

Slide 13 - Tekstslide

De andere kinderen in de klas, zoals Sam en Julia, voelen zich ongemakkelijk bij dit spel. Ze vinden het oneerlijk en merken dat de sfeer in de klas verandert.

 Hoewel ze het spel niet leuk vinden en het niet eens zijn met de regels, voelen ze de druk om mee te doen. Ze zien hoe de populaire kinderen meer aandacht krijgen en willen niet buiten de groep vallen.

Slide 14 - Tekstslide



Sam en Julia besluiten uiteindelijk om mee te doen met het spel, zelfs als dit betekent dat ze kleding moeten dragen die ze niet leuk vinden of zich anders moeten voordoen dan ze zijn. Ze willen voorkomen dat ze gepest worden of buitengesloten raken. Dit creëert spanningen in de klas en beïnvloedt de relaties tussen de kinderen.

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 5

Slide 16 - Tekstslide

A. Wat wordt bedoeld met groepsdruk?

Slide 17 - Open vraag

Antwoord A
A. Groepsdruk is de druk die door een groep wordt uitgeoefend op individuele leden om hun gedrag af te stemmen op de normen van de groep. 

Slide 18 - Tekstslide

B. Hoe kan groepsdruk zowel een positieve als negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van het zelfbeeld?

Slide 19 - Open vraag

Antwoord B
Het kan een positieve invloed hebben door positieve sociale ervaringen te bevorderen, maar het kan ook negatieve invloeden hebben door bijvoorbeeld pesten of uitsluiting.

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 6

Slide 21 - Tekstslide

A. Leg uit wat de conventionele fase volgens Kohlberg inhoudt

Slide 22 - Open vraag

Antwoord A
In de conventionele fase volgens Kohlberg past een kind zich vooral aan aan sociale regels en hecht het veel belang aan wat anderen goed vinden (fase 3). Regel = wet (fase 4).

Slide 23 - Tekstslide

B. Geef een praktijkvoorbeeld van gedrag dat bij deze fase past.

Slide 24 - Open vraag

Antwoord B
A. Een voorbeeld van gedrag dat hierbij past, is dat kind A. ziet dat kind B. valt op het schoolplein. Kind A. wil verder gaan spelen, maar bedenkt zich dat hij kind B. moet gaan helpen, omdat hij anders als gemeen bestempeld kan worden door zijn klasgenoten. Het is een sociale regel en kind A. gaat helpen uit angst voor buitensluiting door de rest van de klas. 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Vraag 7

Slide 27 - Tekstslide

A. Welk begrip past bij het Filmpje?

Slide 28 - Open vraag

Antwoord A
Conservatie= Kunnen inzien dat een hoeveelheid onveranderd blijft, wanneer er niets wordt toegevoegd of weggenomen. Dit gaat over ruimtelijk inzicht. 

Slide 29 - Tekstslide

B. Het oudere schoolkind beheerst dit....
A
...wel
B
...niet

Slide 30 - Quizvraag

Fase van vlijt-minderwaardigheid (Erikson)
De aandacht voor het gezin verdwijnt naar de achtergrond. Het kind wil meer privacy en zelfstandig dingen ondernemen. Het leert zijn eigen mening vormen en doet zijn best om geaccepteerd te worden door vrienden. Maar het wil ook uniek zijn.  

Slide 31 - Tekstslide

Vraag 8
In deze periode heeft het oudere basisschoolkind vaak een identificatiefiguur. Wat betekent dat?
A
Zijn of haar favoriete acteur
B
Een ander woord voor het onderscheiden van verschillende vormen
C
Een rolmodel en voorbeeld voor het kind
D
Een voorbeeld van hoe het kind niet wil zijn

Slide 32 - Quizvraag

Zowel de fijne als grove motoriek is nu uitstekend. Ook heeft de oog-handcoördinatie zich ontwikkeld. Het doen van computerspelletjes en sporten beïnvloedt dit positief. Het kind kan nauwkeurig werken, tekenen, schrijven en knutselen. 

Zijn goedwerkende lijf, dat steeds meer uithoudingsvermogen heeft, biedt veel plezier bij het sporten en spelen. 

Slide 33 - Tekstslide

Vraag 9
Wat is hierbij als oa’er of pw’er belangrijk om rekening mee te houden?

Slide 34 - Open vraag

Antwoord
Geef voldoende ruimte en veiligheid, zodat het kind optimaal kan functioneren. Zeker als het wat onzeker is over zijn lichaam, heeft het een veilige, positieve omgeving nodig waarin het kan experimenteren.

Slide 35 - Tekstslide

Vraag 10
Deze lessonUp heeft mij goed voorbereid op de toets
A
JA
B
NEE

Slide 36 - Quizvraag