Ik ga nu hardop voordoen hoe ik actief lees. Ik lees eerst de titel:
Zware aardbeving treft Marokko.
Daar heb ik al veel over gezien in het nieuws. Die aardbeving was vrijdagavond laat. Ik ben benieuwd wat
de tekst me nog gaat vertellen over de aardbeving. Komen aardbevingen vaak voor in Marokko? Dat weet
ik eigenlijk niet. Dat kom ik vast te weten als ik de tekst lees.
Ik ga nu de inleiding lezen. Marokko is vrijdagavond getroffen door een zware aardbeving. Hierbij
vielen minstens 25 honderd doden. Bij de aardbeving zijn dus meer dan tweeduizend mensen
doorgegaan. Wat vreselijk… Dat meldt het Marokkaanse ministerie van Buitenlandse Zaken.
‘Melden’ dat betekent ongeveer hetzelfde als ‘zeggen’. Er zijn meer dan 2 duizend mensen gewond.
Ja, bij een zware aardbeving storten gebouwen in. Ik kan me voorstellen dat er veel mensen gewond zijn
door de aardbeving. De schade is ook heel groot. Ik denk dat dat betekent dat er heel veel kapot is. Ik
lees verder. Want wegen zijn kapot. En heel veel huizen zijn ingestort. Er is dus inderdaad heel
veel kapot. Er liggen nog mensen onder het puin. Dat is helemaal erg. Op de foto bij de tekst zie ik
puin van ingestorte gebouwen. De mensen onder het puin moeten natuurlijk zo snel mogelijk gered
worden. Veel landen willen Marokko daarom helpen. Ik denk dat Nederland ook wil helpen. Dat lees
ik misschien nog in de tekst.
Wat hebben jullie mij horen doen? Ik dacht hardop na over de tekst. Ik stelde vragen aan mezelf. Dat
hoort bij actief lezen. En als je actief leest, sta je ook stil bij onbekende woorden. Je bespreekt samen of
het belangrijk is om het woord te begrijpen. Je kunt dan de woordhulp gebruiken. Vragen en onbekende
woorden kun je op het werkblad schrijven.
Let op: Bij elke sleutelvraag zijn er hulpvragen. Gebruik deze alleen als ze relevant zijn voor de
leerlingen. Als de leerlingen de sleutelvraag direct kunnen beantwoorden is een hulpvraag niet nodig.