Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
H4 wgs herhaling
hoofdstuk 4 wgs oefenen
1 / 21
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
In deze les zitten
21 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
hoofdstuk 4 wgs oefenen
Slide 1 - Tekstslide
Schrijf de trappen van vergelijking op van: hard
Slide 2 - Open vraag
Schrijf de trappen van vergelijking op van: goed
Slide 3 - Open vraag
Schrijf de trappen van vergelijking op van: laat
Slide 4 - Open vraag
Mijn fiets is even groot ___ die van jou.
A
als
B
dan
Slide 5 - Quizvraag
Jan gaat vaker voetballen ___ Peter.
A
als
B
dan
Slide 6 - Quizvraag
Marja heeft dezelfde schoenen ___ mijn vriendin.
A
als
B
dan
Slide 7 - Quizvraag
Het kleine, blonde jongetje heeft een roos aan zijn lieve moeder gegeven.
het =
A
lidwoord (lw)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
werkwoord (ww)
Slide 8 - Quizvraag
Het kleine, blonde jongetje heeft een roos aan zijn lieve moeder gegeven.
kleine =
A
lidwoord (lw)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
bijvoeglijk naamwoord (bv)
D
werkwoord (ww)
Slide 9 - Quizvraag
Het kleine, blonde jongetje heeft een roos aan zijn lieve moeder gegeven.
heeft =
A
lidwoord (lw)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
werkwoord (ww)
Slide 10 - Quizvraag
Het kleine, blonde jongetje heeft een roos aan zijn lieve moeder gegeven.
roos =
A
lidwoord (lw)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
werkwoord (ww)
Slide 11 - Quizvraag
Hoeveel vz en tw staan er in de zin:
De tien planken zijn van een buurman met veel houten huizen.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 12 - Quizvraag
Is 'aan' een splitsbaar werkwoord (ww) of een voorzetsel (vz)?
Zij staat aan de rand van het meer.
A
splitsbaar werkwoord (ww)
B
voorzetsel (vz)
Slide 13 - Quizvraag
Is 'aan' een splitsbaar werkwoord (ww) of een voorzetsel (vz)?
Zij trekt een leuk jurkje aan.
A
splitsbaar werkwoord (ww)
B
voorzetsel (vz)
Slide 14 - Quizvraag
Schrijf het ww in de verleden tijd:
De jongen (vallen) ___ van de trap.
Slide 15 - Open vraag
Schrijf het ww in de verleden tijd:
Er (zijn) ___ eens een mooi meisje.
Slide 16 - Open vraag
Schrijf het ww in de verleden tijd:
De man (verbranden) ___ zijn vinger.
Slide 17 - Open vraag
Schrijf van het ww het voltooid deelwoord op:
(stappen) Ik ben op de fiets ___
A
gestapt
B
gestapd
Slide 18 - Quizvraag
Schrijf van het ww het voltooid deelwoord op:
(herinneren) Dat heb ik me niet zo ___
A
herinnert
B
herinnerd
Slide 19 - Quizvraag
Maak een bn van het voltooid deelwoord:
(huren) Hij had een ___ smoking aan.
Slide 20 - Open vraag
Maak een bn van het voltooid deelwoord:
(lakken) Zij had hele mooie ___ nagels.
Slide 21 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
groep 7 Zoek de werkwoorden (infinitief, persoonsvorm en voltooid deelwoord)
April 2021
- Les met
24 slides
Taal
Primary Education
M1 l4 Bijvoeglijke naamwoorden
November 2022
- Les met
33 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
K herhaling H5 WGS
Juni 2019
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Nederlands A-Mazeweek taak
Maart 2022
- Les met
10 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Het bijvoeglijk naamwoord als voltooid deelwoord
Februari 2021
- Les met
19 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Vrijdag 24 april: Taal, thema 8, week 1
Juni 2022
- Les met
20 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
herhaling en oefening spelling vt en vdw (RvL)
Maart 2024
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
WW DICTEE THEMA 2 nummer 1
September 2021
- Les met
21 slides
Spelling
Basisschool
Groep 7,8