30 jan en 1 feb: les 21 (en 20)

Welkom havo 1A!

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Welkom havo 1A!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op tafel:
- laptop en log in op LessonUp
- map
- pen
Welkom havo 1A
timer
3:30
Ga zitten volgens de plattegrond. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag dinsdag 30 januari: 
Mededeling NUMO
PTO 3: lessen
Aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mededeling NUMO
  • Elke week werk je 45 minuten aan NUMO. 
  • Dit huiswerk wordt elke maandag gecontroleerd. 
  • Geen 45 minuten = huiswerk vergeten. 
  • Aan het eind van periode 3 heb je 7x45 min = 5,5 uur gewerkt.
5 uur en meer = goed
4-5 uur = voldoende
minder dan 4 uur = onvoldoende

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PTO lessen
Voor periode 3 werken we aan: 
les 20 t/m 31.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag met les 20 en 21

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen les 20 
  1. R: Ik weet wat de kenmerken en functie zijn in een zin.
  2. T1: Ik kan in een zin bepalen wat de persoonsvorm en het onderwerp zijn. 
  3. I: Ik kan zelf goede zinnen maken met een onderwerp en een persoonsvorm. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
Je herkent de persoonsvorm op 3 manieren: 
  • Door de zin van tijd te veranderen
De man fietst door de straat > de man fietste door de straat. 

  • Door het onderwerp van getal te veranderen (meervoud/enkelvoud)
De kat likt haar jonkies schoon. > De katten likken hun jonkies schoon.

  • Door de zin vragend te maken / locatie te veranderen
Het water wordt gekookt. > Wordt het water gekookt?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef de persoonsvorm in
'De Nederlandse schatkist loopt jaarlijks 22 miljard euro mis.'
timer
0:30

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef de persoonsvorm in
'Ik zit me al de hele dag op te vreten.'
timer
0:30

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp
Elke zin gaat over wat iets of iemand doet. 
Het onderwerp van een zin is het zinsdeel waarin staat wie of wat dat is. 

Zo herken je het onderwerp:
Stel de vraag: wie of wat + persoonsvorm (je moet dus eerst weten wat de persoonsvorm is).
Het antwoord op die vraag is: het onderwerp.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef het onderwerp in
'Ik blijf de hele dag op m'n kamer.'
timer
0:30

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef het onderwerp in:
'De boete voor het gebruik van een telefoon op de fiets zal 95 euro worden.'
timer
0:30

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Les 20
Dit is al behandeld in periode 2: 
  • Persoonsvorm
  • Onderwerp

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 21
Soorten werkwoorden...

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen les 21 
  1. R: Ik weet wat de kenmerken en functies zijn van verschillende werkwoorden.
  2. T1: Ik kan zelfstandige werkwoorden, hulpwerkwoorden en koppelwerkwoorden herkennen in een zin. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak een vel met 
de Cornellmethode

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak een vel met 
de Cornellmethode
Onderwerp: Soorten werkwoorden (les 21 )
Vak: Nederlands
Datum: 30 januari


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak een vel met 
de Cornellmethode
Sleutelwoorden:

- Nummer 1 t/m 3. 
- Houd veel ruimte tussen elke regel


1

2

3


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleutelwoord 1
=
zelfstandig werkwoord
=
zww

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nr 1: Zelfstandig werkwoord
  • Zelfstandige werkwoorden (zww) kunnen zelfstandig in een zin gebruikt worden. 
  • Je kunt een zelfstandig werkwoord niet weglaten in een zin.
  • Als er meerdere werkwoorden zijn, is er slechts één zelfstandig werkwoord (en de rest zijn hulpwerkwoorden).
Voorbeelden:
Ronald schrijft een brief. 
De man wil zijn vrouw ten huwelijk vragen
>> korter wordt dit: De man vraagt zijn vrouw ten huwelijk.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleutelwoord 2
=
hulpwerkwoord
=
hww

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoord
Een hulpwerkwoord (hww) helpt de zin in een bepaalde tijd te zetten. 
Het hulpwerkwoord is nooit het enige werkwoord in de zin.


Voorbeelden: 
Nienke gaat een marathon lopen.
De man wil zijn vrouw ten huwelijk vragen. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleutelwoord 3
=
koppelwerkwoord
=
kww

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelwerkwoord
  • Een koppelwerkwoord (kww) geeft géén handeling aan
  • Het koppelt het onderwerp van een zin aan het deel waarin een bijvoeglijk of een zelfstandig naamwoord staat. 
  • Het onderwerp doet niet iets, maar IS iets.


Voorbeelden:
De vrouw is gezellig. Het onderwerp 'de vrouw' wordt gekoppeld door 'is' aan 'gezellig'.
Het kind wordt verwend door zijn ouders. Het onderwerp 'het kind' wordt gekoppeld door 'wordt' aan 'verwend'.

Slide 25 - Tekstslide

Tot hier, het staat nu in de aantekeningen, maar kww no niet uitgelegd.
Eerst alleen oefenen met zelfstandig en hulpwerkwoorden.
Houd je aantekeningen van zojuist erbij!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op tafel:
- laptop en log in op LessonUp
- map
- pen
Welkom havo 1A
timer
3:30
Ga zitten volgens de plattegrond. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag donderdag 1 februari: 
Aan de slag met werkwoorden

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen les 21 
  1. R: Ik weet wat de kenmerken en functies zijn van verschillende werkwoorden.
  2. T1: Ik kan zelfstandige werkwoorden, hulpwerkwoorden en koppelwerkwoorden herkennen in een zin. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nr 1: Zelfstandig werkwoord
  • Zelfstandige werkwoorden (zww) kunnen zelfstandig in een zin gebruikt worden. 
  • Je kunt een zelfstandig werkwoord niet weglaten in een zin.
  • Als er meerdere werkwoorden zijn, is er slechts één zelfstandig werkwoord (en de rest zijn hulpwerkwoorden).
Voorbeelden:
Ronald schrijft een brief. 
De man wil zijn vrouw ten huwelijk vragen
>> korter wordt dit: De man vraagt zijn vrouw ten huwelijk.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoord
Een hulpwerkwoord (hww) helpt de zin in een bepaalde tijd te zetten. 
Het hulpwerkwoord is nooit het enige werkwoord in de zin.


Voorbeelden: 
Nienke gaat een marathon lopen.
De man wil zijn vrouw ten huwelijk vragen. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelwerkwoord
  • Een koppelwerkwoord (kww) geeft géén handeling aan
  • Het koppelt het onderwerp van een zin aan het deel waarin een bijvoeglijk of een zelfstandig naamwoord staat. 
  • Het onderwerp doet niet iets, maar IS iets.


Voorbeelden:
De vrouw is gezellig. Het onderwerp 'de vrouw' wordt gekoppeld door 'is' aan 'gezellig'.
Het kind wordt verwend door zijn ouders. Het onderwerp 'het kind' wordt gekoppeld door 'wordt' aan 'verwend'.

Slide 32 - Tekstslide

Tot hier, het staat nu in de aantekeningen, maar kww no niet uitgelegd.
Ik ben naar huis gelopen.
'gelopen' is een ...
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb gegeten.
'heb' is een ...
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat boek van jou lijkt me erg goed.
lijkt = ...

A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ineke gaat naar de stad.
'gaat' is een ...
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Linda schrijft een brief
'schrijft' is een ...
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aya wil een laptop kopen.
'wil' is een ...
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maya speelt trefbal
'speelt' is een ...
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De meisjes gingen al vroeg naar school fietsen
'fietsen' is een ...
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tot voor kort kon je bij de Hema goedkoop ontbijten.
'kon' is een ...
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jacob is een oplettende leerling.

is =
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meneer Reitsma blijft altijd geduldig.

blijft = ...
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij is altijd al een opschepper geweest.
A
is = kww geweest = kww
B
is = kww geweest = hww
C
is = hww geweest = kww
D
is = hww geweest = hww

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag. 
Schrijf de antwoorden in je map. 
Donderdag kijken we de oefening na. 

Huiswerk: 
les 21, opdracht 1 (ook g,h,i). 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies