03. BH8.3/T8.4 De productie van chocolade (2-6-25)

H8 Het buitenland
B: 8.3 / K: 8.4
 De productie van chocolade
Ik heb klaar liggen: 
  • werkboek,
  • pen/potlood.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H8 Het buitenland
B: 8.3 / K: 8.4
 De productie van chocolade
Ik heb klaar liggen: 
  • werkboek,
  • pen/potlood.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Hoofdstuk 8 paragraaf B:3 / K: 4
Instructie
Huiswerk maken

Slide 2 - Tekstslide

Doel B §3 / KGT §4
B)  Ik kan de arbeidsverdeling tussen
rijke en arme landen toelichten.
- Ik kan uitleggen hoe de productie in ontwikkelingslanden plaatsvindt.
KGT) Ik kan de kenmerken van de arbeidsverdeling tussen rijke en arme landen noemen.
- Ik kan beschrijven wat fair trade is.

 

Slide 3 - Tekstslide

Een reep chocolade
Wat valt je  op aan de opbrengsten van de chocolade?

Slide 4 - Tekstslide

Een reep chocolade
Stel de reep kost € 3,00

Hoeveel euro gaat er dan naar de boeren?

Hoeveel euro gaat er naar de supermarkt?

Slide 5 - Tekstslide

Een reep chocolade
3 : 100 x 3.2 = € 0,096

3 : 100 x 43 = € 1,29

Wat vind jij hiervan?

Slide 6 - Tekstslide

Internationale arbeidsverdeling
De productie van de chocoladereep is opgedeeld in delen. Elk deel wordt in een ander land gemaakt.

  • Arme landen produceren de grondstoffen.
                              exporteren
  • Rijke landen produceren de eindproducten

Slide 7 - Tekstslide

Arbeidsverdeling arme landen vs rijke landen
  • ontwikkelingslanden
    produceren grondstoffen.

  • rijke landen verwerken
    deze tot eindproducten.

Slide 8 - Tekstslide

Ontwikkelingslanden
= Een land waar de inkomens en de productie laag zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Ontwikkelingsland en onderontwikkeling
Een land waar de inkomens en de productie laag is.
Kenmerken:
  • Laag inkomen 
  • Grote werkeloosheid
  • Gebrek aan sociale zekerheid
  • Snelle bevolkingsgroei
  • Weinig of geen scholing

Slide 11 - Tekstslide

Ontwikkelingslanden
= Een land waar de inkomens en de productie laag zijn.

Deze landen kunnen zelf chocoladerepen maken, echter kunnen ze de repen niet verkopen in eigen land.

Hoe kan dat?

Slide 12 - Tekstslide

Antwoord
  • ze hebben te weinig geld om deze eindproducten te kunnen maken. (lage koopkracht)

  • de rijke landen heffen hoge invoerrechten op deze eindproducten (protectie)

Slide 13 - Tekstslide

Keurmerk dat aangeeft dat boeren voor hun producten een 'eerlijke prijs' ontvangen, d.w.z. de fairtradeprijs ligt iets boven de gewone prijsontwikkeling en garandeert een vaste minimumprijs.


Slide 14 - Tekstslide

Wat betekent: Fairtrade
A
Eerlijke handel
B
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
C
Wereldhandelsorganisatie
D
Wereldbank

Slide 15 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Fairtrade-chocolade is duurder
dan 'gewone' chocolade.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Hoe helpt fairtrade boeren in ontwikkelingslanden.
A
Fairtrade zorgt voor dat de producten van de boeren in arme landen eerlijk prijs krijgen.
B
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
C
Wereldhandelsorganisatie
D
Een voorwaarde is dat kleine boeren organiseren en samenwerken. (Cooperaties

Slide 17 - Quizvraag

Rekenvaardigheden
Percentages berekenen 

Slide 18 - Tekstslide



B
Leren en maken:
Hoofdstuk 8 paragraaf 3




KT
Leren en maken:
Hoofdstuk 8 paragraaf 4



Huiswerk

Slide 19 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 20 - Tekstslide