Het jonge schoolkind 6-9 jaar sport recreatie

Schoolkind
in beweging
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
sport en recreatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schoolkind
in beweging

Slide 1 - Tekstslide

Bron:
https://www.opvoeden.nl/overzicht/basisschoolkind/

https://wij-leren.nl/spelvormen.php


Wat weet jij al van schoolkinderen
en bewegen?

Slide 2 - Woordweb

De leerlingen kunnen met de code in de app inloggen. 

Ze moeten allemaal minimaal twee kenmerken invullen. Vervolgens worden de ingevulde kenmerken klassikaal besproken. 

Welk antwoord is juist...
A
Jongeren horen minimaal 2 uur per dag te bewegen
B
Jongeren horen minimaal een half uur per dag te bewegen
C
Jongeren horen minimaal 1 uur per dag te bewegen
D
Jongeren horen minimaal 1,5 uur per dag te bewegen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

NEDERLANDSE NORM GEZOND BEWEGEN (NNGB)
Jongeren (4-17 jaar): dagelijks (zomer en winter) minimaal één uur ten minste matig intensieve lichamelijke activiteit (5-8 MET) 1, waarvan minimaal twee keer per week kracht-, lenigheid- en coördinatieoefeningen voor het verbeteren of handhaven van de lichamelijke fitheid.

FITNORM
Minstens drie keer per week minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit (zomer en winter). 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijke ontwikkeling
  • Lichaamsverhoudingen lijken steeds meer op de lichaamsverhoudingen van een volwassene. ​
  • Flinke groei in lengte.
  • Het melkgebit wisselt. ​
  • Het jonge schoolkind heeft bewegingsdrang.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijke ontwikkeing
  • Groei naar harmonische lichaamsverhouding
  • Mot. ontwikkeling wordt gekenmerkt door goede oog-handcoördinatie
  • Ontstaan spelinzicht

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijke ontwikkeling
  • De lichamelijke groei leidt tot een ideale lichaamsverhouding
  • motorisch gevoelige leeftijd (optimale leerperiode)  
  • Het verschil tussen jongens en meisjes 
  • Hoge sportdeelname

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fysieke ontwikkeling
  • Elke dag minimaal een uur matig of zwaar intensieve beweging  Z
  • Bewegen voorkomt overgewicht.
  • Een kind oefent zijn motoriek door te spelen
  • Fijne motoriek gaat over de kleine bewegingen, bijvoorbeeld van de handen en vingers. 
  • Manieren: door te knutselen, met bestek te eten, veters te strikken, een instrument te leren bespelen, te tekenen en te (leren) schrijven. 

Slide 8 - Tekstslide

Een kind heeft elke dag minimaal een uur matig of zwaar intensieve beweging nodig om gezond te blijven. Veel bewegen voorkomt overgewicht. Het kind oefent zijn motoriek door te spelen. Wanneer het kind veel spelletjes doet, krijgt het behoorlijk wat lichaamsbeweging. 

Fijne motoriek
Fijne motoriek gaat over de kleine bewegingen, bijvoorbeeld van de handen en vingers. Je kind oefent dat op allerlei manieren: door te knutselen, met bestek te eten, veters te strikken, een instrument te leren bespelen, te tekenen en te (leren) schrijven. 
Motorische ontwikkeling

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motorische ontwikkeling
  • Meiden komen in een groeispurt waarbij het kan zijn dat de harmonieuze lichaamsverhoudingen tijdelijk verloren gaan. 
  • Jongens worden sterker en krijgen een groter uithoudingsvermogen dan meisjes 
  • De fijne en grove motoriek zijn in deze leeftijdsfase uitstekend. 
  • Tactische vaardigheden groeien ook.  

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



  • Verbetering: evenwicht & coördinatie --> kinderen gaan eleganter bewegen
  • Beide handen onafhankelijk gebruiken
  • Intensiteit: korte krachtuitoefening!*


  • Kort en snelle inspanning, herstel is snel
  • Melkzuursysteem matig ontwikkeld, verzuring treedt snel op!
  • Spelinzicht ontwikkelt zich (cognitief?)
Motorische ontwikkeling

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risicovol spelen
  • Spelen met snelheid, bijvoorbeeld skaten.
  • Spelen op hoogte, bijvoorbeeld in bomen klimmen.
  • Spelen met gevaarlijke voorwerpen, bijvoorbeeld een hut bouwen met hamers en spijkers.
  • Trek- en duwspellen, bijvoorbeeld vechten met stokken en zwaarden.

Slide 12 - Tekstslide

Risicovol spelen is belangrijk om te leren inschatten wat wel en wat niet verstandig is om te doen. Door ervaring op te doen met gevaarlijke of moeilijke situaties zal het kind dit in de toekomst goed kunnen toepassen. 

Risicovol spelen moet natuurlijk wel op het juiste niveau. Zo kan je als begeleider een kind van 2 nog niet zelfstandig in een boom laten klimmen, dan kan het zijn lichaam breken. 
Winnen en verliezen 
  • Het kind leert bijvoorbeeld spelenderwijs steeds beter tellen, onthouden en oplossingen bedenke
  • Een spel is een een wedstrijd. Iedereen die meedoet, wil graag winnen.
  • Kinderen leren zo dat ze ook wel eens kunnen verliezen en hoe ze daarmee om kunnen gaan.

Slide 13 - Tekstslide

Veel gezelschapsspelletjes zijn geschikt voor verschillende leeftijden. 
Spelletjes zijn niet alleen leuk om te doen maar ook leerzaam. Het kind leert bijvoorbeeld spelenderwijs steeds beter tellen, onthouden en oplossingen bedenken. Ook is een spel een wedstrijd. Iedereen die meedoet, wil graag winnen. Kinderen leren zo dat ze ook wel eens kunnen verliezen en hoe ze daarmee om kunnen gaan.
Rekening houden met elkaar
  • Vanaf een jaar of 4 lukt het kinderen beter om samen te spelen. 
  • Thuis, op straat, in de speeltuin, bij spelletjes en op school gelden regels.
  • Vooral kleuters spelen vaak inbeeldingsspelletjes waarbij ze ‘doen alsof’. 
  • Oudere kinderen kunnen steeds beter ‘rollen’ verdelen en gaan met elkaar regels afspreken.

Slide 14 - Tekstslide

Vanaf een jaar of 4 lukt het kinderen beter om samen te spelen. Thuis, op straat, in de speeltuin, bij spelletjes en op school gelden regels. Ze hebben elkaar nu ook echt nodig bij het spel. Al doende leren ze rekening met elkaar te houden. Vooral kleuters spelen vaak inbeeldingsspelletjes waarbij ze ‘doen alsof’. Dit bevordert hun fantasie en spelenderwijs leren ze zo met de werkelijkheid omgaan. Oudere kinderen kunnen steeds beter ‘rollen’ verdelen en gaan met elkaar regels afspreken.
Speelgedrag
Hoe en hoe lang kinderen spelen is ook afhankelijk van hun temperament. Sommige kinderen willen veel bewegen, houden van wilde spelletjes en spelen het liefst buiten. Andere kinderen spelen liever in een rustige omgeving of kunnen uren lezen. Ieder kind is anders en daar pas je je verwachtingen en de omgang met het kind op aan.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelvormen
Spelvormen zijn de diverse soorten van spel waardoor kinderen leren. Er zijn verschillende spelvormen: 
  • oefenspel
  • experimenteerspel
  • constructiespel
  • rollenspel
  • regelspel
  • receptief spel.

Slide 16 - Tekstslide

  • Bij oefenspel probeert een kind een beweging onder de knie te krijgen. Daardoor leert hij zijn eigen lichaam kennen en zijn spieren en motoriek ontwikkelen.
  • Bij experimenteerspel ervaart een kind de wereld en ontdekt het eigenschappen van zichzelf, andere mensen, dieren of dingen.
  • Onder constructiespel valt het vervormen, samenvoegen of hergroeperen van materiaal, bijvoorbeeld klei of blokken. Kinderen krijgen hierdoor zicht op ruimtelijke verhoudingen.
  • Bij rollenspel ervaart een kind hoe het is om zich in een bepaalde situatie te gedragen. Kinderen leren hierdoor situaties en het gedrag van mensen kennen. Ook leren ze voelen hoe het is om iemand te zijn en om dingen te doen.
  • Onder regelspel vallen de gecoördineerde groepsspelen, waar regels bij van toepassing zijn, zoals slagbal. Kinderen leren hierdoor regels en afspraken toepassen en samenwerken.
  • Bij receptief spel neemt een kind informatie vanuit de buitenwereld op en verwerkt dat in zijn spel. Kinderen leren hierbij informatie verwerken.
Kleuter
Peuter
Baby
Lengtegroei + spiermassa
Voornamelijk breedtegroei
Lichaamsverhouding wordt harmonieuzer

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jonge schoolkind

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taalontwikkeling
  • De meeste kinderen kunnen vanaf 6 jaar lezen: ze maken een enorme stap in de taalontwikkeling. ​
  • Een kind van 7 kan sneller nadenken dan praten. Hierdoor kan ontwikkelingsstotteren ontstaan.​
  • Kinderen ontwikkelen vaak een eigen taalcultuur en kunnen in rijmen uitbarsten. ​

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke fase van taalontwikkeling zitten de peuter en de kleuter?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Differentiatiefase
De differentiatiefase duurt gemiddeld van de leeftijd van 2;6 jaar tot de leeftijd van 5 jaar. In deze periode verloopt het taalverwervingsproces in een explosief ritme

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve ontwikkeling
  • Het magisch denken neemt af
  • Ze kunnen iets in hun hoofd bedenken voordat zij iets uitvoeren -> psychische operatie 
  • Een jong schoolkind gaat nadenken over de gevolgen van gedrag

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve ontwikkeling
  • Concreet -> Abstract denken
  • Fantasie -> Realiteit
  • Spelgedrag gekenmerkt door aandacht voor constructies en een opvallende leergierigheid

  • Taalontwikkeling: meer ingewikkelde zinnen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve ontwikkeling
- Concreet naar abstract denken: Conservatie (Piaget, 1967)

- Fantasie naar realiteit ("haaien in de Nederlandse meren")

- Spelgedrag: constructies &
   videospellen(effect op bewegen)


Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociaal-emotionele ontwikkeling

  • Herkennen emoties bij anderen.
  • Kunnen situaties beter vanuit het perspectief van de ander zien.​ Ook begrijpen zij steeds beter de sociale wereld om zich heen en kunnen zij zich beter aanpassen.
  • Ontwikkelen van empathie  ​                                                                              Door 'identificatie' ontstaan er hechtere vriendschappen 




Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociaal affectieve ontwikkeling
  • Seksesegresatie: jongens spelen vooral met jongens, meisjes vooral met meisjes.
  • Vriendschappen zijn vaak heftig, vaak ook korte duur.
  • Prestatie leveren wordt belangrijker, tegen verlies kunnen is nog moeilijk.
  • Succeservaringen zijn belangrijk voor zelfbeeld!
  • Uiten van emoties is terughoudend, worden verborgen. 
  • Angsten nemen toe: opa naar het ziekenhuis, geweld op tv. 
  • Leren omgaan met moeilijke situaties: aanpakken / omzeilen
  • Opstandig/agressief gedrag neemt toe, oorzaak verschilt! 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociaal affectieve ontwikkeling
De sociaal affectieve ontwikkeling van het oudere schoolkind bestaat uit de volgende kenmerken: 
  • Het belangrijk worden van een peer group 
  •  identificatie met idolen
  • ontwikkeling normen en waarden 
  • veelvuldig voorkomen van pesten 
  • seksuele ontwikkeling 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soc. affectieve
ontwikkeling
  • Seksesegresatie
    (scheiding man/vrouw)
  • Prestatiedrang
  • Emoties zijn terughoudend
  • Opstandig gedrag 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Seksuele ontwikkeling
  • Introverter op het gebied van seksualiteit
  • Vanaf 8 jaar: idee van seksualiteit = vies
  • Grote drang om dingen te weten, maar minder om te vragen
  • Ontwikkeling van schaamte met betrekking tot de andere sekse
  Jongens -> Wild en stoer​
  Meisjes -> Stom en kinderachtig​



Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weten we nog? 

  • Peuter 
  • Kleuter
  • Jonge Basisschoolkind

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peuter

Slide 31 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Kleuter

Slide 32 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Jonge basisschoolkind

Slide 33 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer het oudere basisschoolkind nadenkt over de toekomst en of maatschappelijke problemen, dan noemen we dat:
A
Negatief zelfbeeld
B
Reflecteren
C
Vergelijken
D
Identificeren

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stellingen
Geef je mening en ga bij jezelf na waarom jij dit vindt!


Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het is de taak van school om jonge schoolkinderen empathie aan te leren
Oneens
Eens

Slide 36 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Jonge schoolkinderen moet je pas seksuele voorlichting geven als zij zelf vragen stellen over het thema
Oneens
Eens

Slide 37 - Poll

Deze slide heeft geen instructies