6.4. nog meer produceren

Check-Inn
LEg de kaartjes zo neer dat je de nettowinst kunt berekenen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie en OndernemenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Check-Inn
LEg de kaartjes zo neer dat je de nettowinst kunt berekenen

Slide 1 - Tekstslide

6.4 Nog meer produceren?

Slide 2 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen? (2 lesuren)
  • Herhaling vorige les (BTW + Winst)
  • uitleg hoofdstuk 6 paragraaf 4 
  • Maken hoofdstuk 6 paragraaf 4 
  • quiz
  • rekenen

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling lesdoelen 6.3

- Hoe bereken je de brutowinst en nettowinst?

- Wat is het verschil tussen een verkoopprijs en een consumentenprijs?

- hoe reken ik met BTW?

Slide 4 - Tekstslide

4.20 Winst berekenen; vraag?

Slide 5 - Tekstslide

  • btw
6.3 Winst of verlies?
  • verkoopprijs
Consumentenprijs
verkoopprijs kano € 180
btw kano 0,21 x 180 = € 37,80
Consumentenprijs = 180 + 37,80 = € 217,80
VB
Vraag 32

Rekenvraag 23
blz 186

Slide 6 - Tekstslide

Hoe bereken je dit?

Slide 7 - Tekstslide

Rekenen met btw 
  ← : 1,21/ 1,09
Exclusief BTW                                                    Inclusief BTW
    → x 1,21 / 1,09


Voorbeeld: exclusief 21 BTW = 3 euro
inclusief = 3 x1,21 = 3,65

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag; 10 minuten
6.4 blz 174 opdracht 36, 39, 40 en 41 = Chenoa, Thijn, Daan, Inez, Tijn, Twan

BTW sommen = Oumayma, 
Winst= Tatum, Emma, Daniel, Damian, Julnar, Lente
BTW + winst = Imme, Semi, Demi, Eysan, Madelief, Marian, Kira

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoelen 6.4

- Hoe bereken je de productie per werknemer?

- Hoe kunnen bedrijven meer gaan produceren?

- Wat levert de productie voor de samenleving op?

Slide 10 - Tekstslide

6.4 Nog meer produceren? 
Deze les:
  • Productiecapaciteit
  • Arbeidsproductiviteit

Wat betekenen deze 2 woorden?

Slide 11 - Tekstslide

Productiecapaciteit
Maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken 
  • Wordt bepaald door:
De maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken.
  1. kapitaalgoederen (machines) die worden gebruikt
  2. het aantal medewerkers
  3. de uren die de medewerkers werken
Extra productielijn Gazellefabriek om de vraag naar electrische fietsen aan te kunnen

Slide 12 - Tekstslide

Onderbezetting of overbezetting productiecapaciteit


  • onderbezetting 
  • -> er wordt minder geproduceerd, dan er maximaal geproduceerd kan worden
  • overbezetting 
  • -> er is productiecapaciteit te kort om aan de vraag te kunnen voorzien

Slide 13 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
hoeveel 1 werknemer in een bepaalde tijd kan maken.




Wat is het voordeel van een hoge arbeidsproductiviteit?
de productie per werknemer in een bepaalde tijd
arbeidsproductiviteit per periode =
 
totale productie per periode
aantal werknemers

Slide 14 - Tekstslide

Hoe verhogen de blauwe vakjes de arbeidsproductiviteit?

Slide 15 - Tekstslide

6.4 Nog meer produceren? 
  • Meer productie
  • Meer werkgelegenheid
  • Meer vraag
  • Meer productie....
  • De welvaart stijgt
  • Maatschappelijke opbrengsten    (= voordelen die de samenleving van productie heeft)
  • Welke nadelen zijn er?

Slide 16 - Tekstslide

  • Bedrijfskosten ('de vervuiler betaalt')
  • Maatschappelijke kosten (kosten voor het oplossen van de milieuschade komen voor rekening van de samenleving)
Negatieve gevolgen welvaart

* Milieuschade

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

6.4 opdrachten maken
blz 174 t/m 177
opdracht 37, 38, 42 t/m 48
10 minuten in stilte 

lastig? vooraan 37+ 38 samen

klaar? kijk alles na via bestand in teams
Schrijf begrippen /doelstellingen over 

Slide 19 - Tekstslide

QUIZZZZZZ

Slide 20 - Tekstslide

Een bedrijf produceert 30.000 frikadellen. Er werken 25 mensen in de fabriek en 5 op kantoor. Bereken de arbeidsproductiviteit.
A
1.200
B
750
C
1.000
D
6.000

Slide 21 - Quizvraag

Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
scholing
B
arbeidsvoorwaarden
C
arbeidsverdeling
D
openingstijden

Slide 22 - Quizvraag

De winkels zijn in december elke avond open. Wordt hierdoor de arbeidsproductiviteit groter?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

Er is meer vraag is naar producten dan het bedrijf met zijn machines en personeel aan kan, dit noem je:
A
onderbezetting
B
overbezetting

Slide 24 - Quizvraag

Er ontstaat 7.000 liter verontreinigd water per spijkerbroek. Dit wordt zelden gereinigd. Dit water is een voorbeeld van:
A
Maatschappelijke opbrengsten
B
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
C
Maatschappelijke kosten

Slide 25 - Quizvraag

Waar staat MVO voor?
A
Maatschappelijk Voogdelijk Ondernemen
B
Miniscuul verantwoord overschot
C
Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Slide 26 - Quizvraag

Hoe kunnen bedrijven meer gaan produceren?

Slide 27 - Open vraag

Hoe beïnvloedt concurrentie de arbeidsproductiviteit?
A
doordat je sneller en beter gaat produceren neemt de arbeidsproductiviteit af
B
doordat je beter wil zijn dan je concurrenten, gaat dat vanzelf
C
doordat je beter wil zijn dan je concurrent blijft de arbeidsproductiviteit gelijk
D
doordat je de concurrentie voor wilt blijven, ga je sneller en beter produceren en neemt de arbeidsproductiviteit toe

Slide 28 - Quizvraag

Wat levert de productie voor de samenleving op?

Slide 29 - Open vraag

Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, kunnen de productiekosten ...
A
dalen.
B
stijgen.
C
gelijk blijven.
D
verdwijnen.

Slide 30 - Quizvraag

Rekenen
blz 185
opdracht 13, 15 en 16
 12 minuten af

Klaar? maak 6.4 af. 

Slide 31 - Tekstslide