H11 Persoonlijkheid MWWE

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Psychologie/sociologieBuitengewoon lager onderwijs

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

In het volgende fragment van Het Huis goed kijken naar het gedrag van Siska Schoeters!

Slide 2 - Link

0'00" - 2'32"

leerlingen duiden persoonlijkheidskenmerken aan
Inleiding
Welke persoonlijkheidskenmerken hebben jullie aangeduid voor Siska?
  •  Zit persoonlijkheid aan de binnenkant of aan de buitenkant?
  • Kun je persoonlijkheid veranderen gedurende je leven of blijft die ongewijzigd?
  • Wordt jouw persoonlijkheid bepaald door nature of door nurture?
  • Heb je een idee van hoe jouw persoonlijkheid is?
  • Heb je de indruk dat anderen weten wie je bent?


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is persoonlijkheid?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen p. 164
1.1 Persoonlijkheid
= datgene dat typisch is voor iemand 
= datgene dat iemand onderscheidt van anderen
-> wordt zichtbaar in de manier waarop iemand zich gedraagt

Definitie 'persoonlijkheid'
= een verzameling van stabiele en unieke psychische (innerlijke) en gedrags-matige (uiterlijke) kenmerken, waardoor iemand zich in de loop van zijn/haar leven op een min of meer gelijkaardige manier gedraagt.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.1 Persoonlijkheid
Oef. 1 p. 164:
- Stabiele en unieke kenmerken:
  • Bij de voorbereiding op een toets is de ene leerling altijd heel gedisciplineerd, terwijl een andere leerling lui is en minimale inspanningen levert.
- Zich op een min of meer gelijkaardige manier gedragen:
  • Iemand die als kind plichtsbewust huiswerk maakte, is later in een werksituatie ook iemand op wie de collega's/baas altijd kunnen rekenen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.2 Temperament
Wat zag je in deze video? Wat vind je 'typisch' voor deze Italiaanse kok?

Temperament = het aangeboren deel van onze persoonlijkheid dat ons doet reageren op prikkels volgens een bepaald emotioneel patroon.

Oef. 2 p. 164:
  • Iemand die vurig is, snel op zijn paard zit... 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.2 Temperament
Griekse Oudheid -> arts Hippocrates -> iemand pas gezond als er een evenwicht is tussen 4 lichaamssappen (bloed, gele gal, zwarte gal en slijm)

Galenus -> 4 persoonlijkheidstypes -> temperament afhankelijk van het lichaamssap dat in meerdere mate aanwezig was:
- sanguinisch temperament -> bloed
- cholerisch temperament -> gele gal
- flegmatisch temperament -> slijm
- melancholisch temperament -> zwarte gal

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.2 Temperament
Oef. 3 + 4 p. 165: Kijk naar de foto's en vul hierop de oefeningen in. Werk per twee. Daarna verbeteren we mondeling.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.2 Temperament
Oef. 5 p. 165: 
  • We herkennen het woord 'colère' in het cholerische temperament.
  • Een synoniem voor melancholie is zwartgalligheid.

Bepaal nu zelf je temperament:  ga naar de website
via de volgende slide of volg de link:
https://metavoor.nl/test/de-vier-temperamenten/



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.3 Zelfbeeld
Oef. 6 p. 166: 
  • Wat zijn de persoonlijkheidskenmerken die je voor jezelf hebt gemarkeerd?
  • Wat zijn jouw uiterlijke kenmerken?
  • Wat zijn jouw vaardigheden?
  • Wat zijn jouw beperkingen?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.3 Zelfbeeld = zelfconcept
= de kennis die we over onszelf hebben
  • persoonlijkheidskenmerken
  • uiterlijke kenmerken
  • vaardigheden
  • beperkingen 
  • de manier waarop je bij anderen overkomt

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.3 Zelfbeeld 
Anderen heel belangrijk -> soort spiegel
Hoe heet het principe weer waarbij we veel leren over onszelf door de reacties van anderen? -> looking-glass self-principe: het oordeel dat we over onszelf hebben wordt in hoge mate beïnvloed door hoe we denken dat anderen over onszelf oordelen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
Zelfbeeld heeft twee componenten (volgens Morris Rosenberg):
  • zelfcognitie/zelfkennis = wat je weet over jezelf (kwaliteiten, kenmerken, talenten, zwaktes...)
  • zelfwaardering = de waardering die je geeft aan alles wat je over jezelf weet


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
Zelfbeeld: soorten:



Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
Zelfbeeld en zelfwaardering beïnvloed door aantal factoren (boek p. 167):
  • opvoeding
  • omgeving
  • stereotypes
  • leeftijd
  • geslacht
  • sociale vergelijking

We maken nu samen oef. 7 p. 168.


Slide 18 - Tekstslide

Een stereotype is een uitvergroot beeld van een groep mensen.
Een beeld dat niet meer klopt met de werkelijkheid omdat één eigenschap of een vroegere eigenschap uitvergroot wordt. Alsof elke Engelsman een bolhoed draagt, elke Afrikaan goed danst en elke 60-plusser met een wandelstok loopt.

https://www.watwat.be/racisme/wat-zijn-stereotypen

(ook filmpje met uitleg)
Stereotypen kunnen positief of negatief zijn, maar ze blinken vooral uit in het overdrijven. Vaak zijn ze gebaseerd op het gedrag of het uitzicht van een paar mensen die plots het beeld gaan bepalen van de hele groep: alsof er geen geëmancipeerde moslima's bestaan, of geen magere Amerikanen.
Onschuldig? Stereotypen kunnen leiden tot vooroordelen en discriminatie. 
1. Begrippen
1.4 Identiteit p. 169
Verschil tussen identiteit en persoonlijkheid (= extra info):
  • Identiteit verwijst naar het geheel van kenmerken, eigenschappen en overtuigingen die een persoon uniek maken. Het omvat aspecten zoals geslacht, culturele achtergrond, religie, nationaliteit, beroep en meer.  Identiteit krijgt vorm in interactie met onze omgeving!
  • Persoonlijkheid daarentegen heeft meer te maken met de psychologische eigenschappen en kenmerken van een individu die consistent zijn over verschillende situaties en tijd. Het omvat gedrag, emoties, motivaties en cognitieve patronen die typerend zijn voor een persoon. Persoonlijkheid wordt vaak beschreven in termen van eigenschappen zoals extraversie, vriendelijkheid, openheid... Persoonlijkheid is wie we vanbinnen zijn, dit geeft identiteit aan wie we vanbuiten zijn.

Kort gezegd, identiteit gaat over wie we zijn als individu in relatie tot onze achtergrond en context, terwijl persoonlijkheid meer gericht is op onze innerlijke kenmerken en hoe we ons gedragen en reageren op verschillende situaties.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.4 Identiteit: vier categorieën (Jonathan Creek):
  • persoonlijke identiteit: hoe we onszelf definiëren door persoonlijke eigenschappen/kenmerken
  • sociale identiteit: de rol die je vervult in de maatschappij
  • collectieve of culturele identiteit: het gevoel van verbondenheid met een groep
  • relationele identiteit: de sterke verbondenheid die je voelt met anderen in je omgeving


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.4 Identiteit: oef. 9 p. 169 (samen) + oef. 10 (individueel)



Gelaagde identiteit: onze identiteit kent meerdere dimensies (Belg, volwassene, leerkracht, leerling drumschool, (plus)mama...).
Ontwikkeling identiteit: geen eindpunt - kan blijvend veranderen (in tegenstelling tot persoonlijkheid - is stabiel rond 30ste levensjaar)

We maken oef. 11 p. 170 (samen).

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Begrippen
1.4 Identiteit: wil je achterhalen welke factoren je identiteit bepalen? Doe dan volgende test: 
https://test.psychologiemagazine.nl/test/wat-bepaalt-mijn-identiteit

(zie ook volgende slide)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Link

Deze slide heeft geen instructies

2. Big five p. 171
Big Five – ook bekend als de vijffactortheorie of het OCEAN-model – is de meest gebruikte en best onderzochte persoonlijkheidstheorie.


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Big Five
Uit jarenlang en wereldwijd psychologisch onderzoek blijkt dat je
iemands persoonlijkheid door middel van vijf dimensies,
de zogenaamde ‘Big Five’, kunt beschrijven. 
Per dimensie kun je hoog, laag of ergens daar tussenin scoren. 
In heel veel situaties zullen één of meerdere dimensies bepalen hoe je
reageert. Jouw persoonlijkheid bepaalt dus jouw gedrag!

Tegenwoordig gebruikt men egelmatig het HEXACO-model. Dat is een aangepaste versie van de Big Five, waarbij er naast de vijf bestaande dimensies een zesde bijkomt (eerlijkheid-bescheidenheid) waarop mensen gescoord worden  (moet je niet  kennen).

Maak oef. 12 p. 171 (individueel).
oef. 12.



Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Hoe reageren de verschillende persoonlijkheidskenmerken?

2. Big five (extra info)
Big Five: hieronder zie je de vijf dimensies met telkens hun tegenovergestelde uiterste:

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Big five
Oef. 13 p. 171: zet de vijf dimensies op de juiste plaats in de laatste kolom van oef. 12.

Maak daarna ook oef. 14.

Oef. 15: Moodboard maken. Zie Classroom voor instructies.
Deze opdracht maak je op 30 april (vervangingsopdracht).

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Persoonlijkheidstests p. 173
Persoonlijkheidstests
-> op basis van Big Five
->  gebruikt voor verschillende doeleinden (vb. Sollicitatie)
-> vragenlijsten die (meestal) bestaan uit meer dan 100 stellingen -> aangeven in hoeverre je akkoord gaat
-> gevaren:
- online ook veel testen, maar zijn korter dan professionele -> hierdoor is wetenschappelijke waarde beperkt
- juistheid is afhankelijk van hoe goed je jezelf kan inschatten
Oef. 16  + 17 p. 173

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Persoonlijkheidstests p. 173
Persoonlijkheidstests
Wil jij ook eens een persoonlijkheidstest doen?

https://www.123test.com/nl/persoonlijkheidstest/#its123-testAnchor of zie volgende slide

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Link

Deze slide heeft geen instructies

3. Persoonlijkheidstests p. 173
Persoonlijkheidstests
  • ook gerichte persoonlijkheidstest -> kijken naar afzonderlijke kenmerken persoonlijkheid -> prikkel die men moet interpreteren -> je antwoord vertelt iets over je persoonlijkheid
  • Rorsachtest: 10 afbeeldingen van symmetrische inktvlekken -> interpretatie van afbeelding zegt iets over (deel van je) persoonlijkheid /  meer over mogelijke persoonlijkheidsstoornis
  • gevaar: ook hier is er een beperkte wetenschappelijke waarde (interpretatie is immers subjectief)

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Persoonlijkheid in de praktijk p. 174
Oef. 18: per 2 voorbereiden in de klas. Daarna verbeteren we samen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Invloed van nature en nurture p. 176
5.1 Verlegenheid
Nature en nurture beïnvloeden elkaar, doordat aangeboren eigenschappen in de loop der tijd worden versterkt of afgezwakt door de omgeving!

Oef. 20 p. 176 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Invloed van nature en nurture
5.2 Tweelingstudies 
Interessant om te achterhalen hoeveel invloed omgeving heeft op onze persoonlijkheid en hoeveel bepaald wordt door onze genen.

Oef. 21 p. 177: Hoe verklaar je dat?
  • Omdat een eeneiige tweeling dezelfde genen heeft, kunnen verschillen in persoonlijkheid enkel te wijten zijn aan omgevingsfactoren.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Invloed van nature en nurture
5.2 Tweelingstudies 
Oef. 22 p. 177: Luister naar het fragment (volgende slide) en los de  vragen op.
  • intelligentie: 80%
    alcoholisme: 60%
    seksueel gedrag: 31%
    religiositeit: 29%
  • verhouding nature-nurture: nature: 49 procent - nurture 51 procent

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Link

Deze slide heeft geen instructies

5. Invloed van nature en nurture
5.2 Tweelingstudies : Oef. 23 p. 177: Bekijk het fragment (volgende slide) en geef een aantal voorbeelden:
  • Jim en Jim hebben dezelfde voorkeuren voor heel wat zaken.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Invloed van nature en nurture
5.3 Nieuwe inzichten p. 178-179 :Oef. 24: Lees de tekst (thuis) en los de vragen op. 
Wat is Plomins visie op de invloed van genen/omgeving op persoonlijkheid?
  • Genen zijn het belangrijkst. De omgevingsfactoren zijn belangrijk, maar de invloed van genen is groter.

Welke 2 redenen haalt hij daarvoor aan + leg kort uit.
  • Wat omgeving betreft, gaat het vaak om toeval. Dat is onvoorspelbaar.
    Verschillende omgevingsfactoren zijn in feite ook genetisch bepaald.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Invloed van nature en nurture
5.3 Nieuwe inzichten p. 178-179 :Oef. 24: Lees de tekst (thuis) en los de vragen op. 

Geef een reden waarom heel wat pedagogen niet opgezet waren met de bevindingen van Plomin.
  • Als enkel de genen belangrijk zijn, heeft energie steken in de opvoeding van kinderen weinig zin.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies