In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de functie van hormonen?
A
Hormonen zorgen voor de voeding van veel hormoonklieren
B
Hormonen zorgen voor het maken van zuurstof
C
Hormonen regelen de werking van organen die het doelwitorgaan zijn van dit hormoon
D
Hormonen zorgen voor snelle reacties op bepaalde prikkels
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen hypofyseachterkwab en hypofysevoorkwab?
A
achterkwab werkt via negatieve terugkoppeling, voorkwab via positieve terugkoppeling
B
achterkwab maakt hypofyse hormonen, voorkwab neurohormonen
C
achterkwab bevindt zich achter de hersenstam, voorkwab voor de hersenstam
D
achterkwab geeft neurohormonen af en voorkwab reageert op RH's en IH's
Slide 3 - Quizvraag
Waar liggen de eilandjes van Langerhans?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 4 - Quizvraag
Welke hormonen worden gemaakt in de Eilandjes van Langerhans?
A
insuline en glucagon
B
glucagon en glycogeen
C
insuline en glycogeen
D
insuline en adrenaline
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de werking van insuline?
A
Zorgt voor hoger glucosegehalte
B
Zorgt voor minder glucagon
C
Zorgt voor meer glucagon
D
Zorgt voor lager glucosegehalte
Slide 6 - Quizvraag
Welke moleculen kunnen ervoor zorgen dat een enzymmolecuul wel of niet kan binden aan het substraat?
A
activatormoleculen
B
inhibitiemoleculen
C
zowel activator- als inhibitiemoleculen
D
secretasen
Slide 7 - Quizvraag
Bij welke groep hormonen is er ook een second messenger nodig?
A
van steroïde hormoon
B
van peptide hormoon
Slide 8 - Quizvraag
Is dit een cel van een doelwitorgaan voor dit hormoon? Waarom wel/niet?
A
Ja, het hormoon past op de receptor
B
Nee, het hormoon past niet op de receptor
C
Ja, alle cellen reageren op dit hormoon
D
Nee, een doelwitorgaan reageert nooit op een hormoon
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het doelwitorgaan van oestrogeen?
A
hypofyse
B
eierstok
C
baarmoeder
D
Hypofyse en baarmoeder
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het doelwitorgaan van EPO?
A
Het beenmerg
B
De nier
C
De hypofyse
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het doelwitorgaan van TSH?
A
Alle lichaamscellen
B
De hypofyse
C
De schildklier
D
De geslachtsorganen
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het doelwitorgaan van ADH?
A
De blaas
B
De nieren
C
De hypofyse
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het doelwitorgaan van FSH?
A
De hypofyse
B
de baarmoeder
C
De eileider
D
De eierstokken
Slide 14 - Quizvraag
Een leerling doet de volgende uitspraken: 1. De mate van reactie van een doelwitorgaan op een hormoon wordt bepaald door het aantal hormoonreceptoren dat de cellen van het orgaan heeft voor dat hormoon. 2. Een hormoon kan processen in één bepaald doelwitorgaan regelen. 3. Cellen kunnen hormoonreceptoren bezitten voor verschillende hormonen. Welke uitspraken zijn juist?
A
Alleen de uitspraken 1 en 2 zijn juist
B
Alleen de uitspraken 1 en 3 zijn juist
C
Alleen de uitspraken 2 en 3 zijn juist
D
Alle uitspraken zijn juist
Slide 15 - Quizvraag
Wat wordt niet door hormonen uit de hypofyse geregeld ?
A
De groei
B
De secundaire geslachtskenmerken
C
De rijping van zaad en eicellen
D
De aanmaak van geslachtshormonen
Slide 16 - Quizvraag
Het hormoon-receptorcomplex kan zowel binnen als buiten de cel ontstaan
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Welk hormoon moet er worden ingevuld op de plek van de vraagtekens?
A
TRH
B
GnRH
C
GRH
D
ACTH
Slide 18 - Quizvraag
De volgende hormonen spelen een rol in ons lichaam: 1 hormonen uit de alvleesklier; 2 hormonen uit de hypofyse; 3 hormonen uit de schildklier; 4 hormonen uit een bijnier. Welke hormonen hebben invloed op de groei?
A
Alleen 1.
B
Alleen 2.
C
Zowel 1 als 4.
D
Zowel 2 als 3.
Slide 19 - Quizvraag
Binas 89A. Wat is de volledige naam van het hormoon GH?
Slide 20 - Open vraag
Binas 89A. Wat is de functie van FSH bij mannen?
A
vorming van zaadcellen
B
geen functie - mannen hebben geen FSH
C
afgifte van oestradiol
D
follikelgroei
Slide 21 - Quizvraag
Welke klieren produceren adrenaline?
A
bijnieren
B
eilandjes van langerhans
C
schildklier
D
hypofyse
Slide 22 - Quizvraag
Indien onder bepaalde omstandigheden de osmotische waarde van het bloedplasma bij een mens daalt:
A
Blijft de hypofyse evenveel ADH afscheiden
B
Scheidt de hypofyse meer ADH af
C
Scheidt de hypofyse minder ADH af
D
Wordt er minder urine uitgescheiden
Slide 23 - Quizvraag
Door welk orgaan wordt TSH aangemaakt?
A
Hypofyse
B
Thymus
C
Schildklier
D
Alvleesklier
Slide 24 - Quizvraag
Bij katten werken de hypofyse en de schildklier op een vergelijkbare manier als bij de mens. In de afbeelding is de werking van hormonen die te maken hebben met de groei van een kat, met drie pijlen weergegeven. Elk nummer stelt een bepaald hormoon voor. Bij een jong katje werkt de schildklier niet goed, waardoor dwerggroei ontstaat. Welk hormoon zal bij dit jonge katje niet voldoende in het bloed aanwezig zijn?
Slide 25 - Open vraag
De hypofyse maakt stimulerende hormonen en het groeihormoon
A
ja
B
nee
Slide 26 - Quizvraag
Testosteron wordt gemaakt in ...
A
de hypofyse
B
de teelballen
C
de eierstokken
Slide 27 - Quizvraag
Welke hormoonklier produceert hormonen voor de ontwikkeling van eicellen?
A
Eierstok
B
Hypofyse
Slide 28 - Quizvraag
In welk orgaan liggen de Eilandjes van Langerhans?
Slide 29 - Open vraag
Cellen in de alvleesklier
die hormonen maken
Stoffen in het bloed die de werking van bepaalde organen regelen
Hormoon dat in de
bijnieren wordt gemaakt
Klieren die adrenaline maken
Orgaanstelsel in het lichaam dat uit een aantal hormoonklieren bestaat
eilandjes van Langerhans
hormonen
adrenaline
hormoonstelsel
bijnieren
Slide 30 - Sleepvraag
Welke twee hormonen maken de eilandjes van Langerhans
Slide 31 - Open vraag
Waar bevinden zich cellen met receptoren voor epo?