GT3_ ww-spelling PV TT / PV VT

WERKWOORDSPELLING
PV TT & PV VT
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 1,3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

WERKWOORDSPELLING
PV TT & PV VT

Slide 1 - Tekstslide

De ham-vraag

Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:


Heb ik te maken met een persoonsvorm?

Slide 2 - Tekstslide

Waarom?

Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar:


Hier is vorige week een ongeluk gebeur... Het is een gevaarlijk kruispunt. Best kans dat er nog een ongeluk gebeur.. 

Slide 3 - Tekstslide

Hoe herken je de PV?

De pv past zich aan het onderwerp aan (getalproef):


  • Ik neem een Big Mac.
  • Neem jij een Big Mac?
  • Hij neemT een Big Mac.
  • Wij nemEN een Big Mac.



Slide 4 - Tekstslide

Hoe herken je de PV?

De pv verandert van tijd (tijdproef):             

                              

Ik neem een Big Mac.                                  Ik smul ervan.

Ik nam een Big Mac.                                    Ik smulde ervan.


Sterk werkwoord, want                              Zwak werkwoord, want

het verandert van klank.                            het verandert niet van
                                                                          klank.

Slide 5 - Tekstslide


Slide 6 - Tekstslide

Hij ... (zoeken) zijn laptop.

Slide 7 - Open vraag

Zij ..... (vinden) PSV de beste club van Nederland.

Slide 8 - Open vraag

Mijn mentor .... (worden) kwaad als ik een onvoldoende haal.

Slide 9 - Open vraag

Uitzondering!!!
JE/JIJ
Regel: 
pv + jij/je = ik-vorm             Loop jij/je?   Vind jij/ je?
jij/je  + pv= ik-vorm + t      Jij/Je loopt. Jij/ Je vindt.
je/ jouw + zelfstandig nw (je hond) = ik-vorm + t   Rent je/ jouw hond hard? 
                                                                                                      Je hond rent.

Lastig? 


Slide 10 - Tekstslide

je/jij

Slide 11 - Tekstslide

Dus...
(melden)  ... je dat bij je mentor?

(worden) Jij ... voor de gek gehouden.

(voeden)  ...  je kat haar kitten?

(bieden) De handelaar ... veel geld voor mijn auto.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

PV VT: de(n) of te(n)?

Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't sexy fokschaap.


  1.  hele werkwoord -en  = stam branden / surfen
  2.  laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: brand / surf
  3.  nee: de(n): de(n)
  4.  ja: te(n): te(n)
  5.  ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)

Slide 14 - Tekstslide

PV VT: de(n) of te(n)?

Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen


  1.  hele werkwoord -en  = stam verhuizen
  2.  laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: nee
  3.  dus de(n)
  4.  ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 15 - Tekstslide

PV VT: sterke werkwoorden

Je schrijft wat je hoort: 


sloeg, riep, brak, dacht, reed 



Slide 16 - Tekstslide

De storm ... (verwoesten, VT) ons tuinhuisje.

Slide 17 - Open vraag

Het team .... (landen) gisteren pas laat op schiphol.

Slide 18 - Open vraag

Hij .... (bekleden) de stoel opnieuw.

Slide 19 - Open vraag

Ik .... (vermoeden) dat al.

Slide 20 - Open vraag

Ga aan de slag met de opdracht PV TT en PV VT

Slide 21 - Tekstslide

Wat is fout?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide