1.3 Weet wat je nodig hebt!

Verwachtingen vandaag!
  • Mijn boek ligt open op de rekenopdrachten blz. 34 (huiswerk controle)
  • Ik heb alleen de benodigde spullen op tafel: Boek, etui en rekenmachine.
  • Als ik wat wil zeggen steek ik mijn hand op
  • Als de docent praat ben ik stil
  • Ik respecteer een ander en zijn eigendommen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerroute 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Verwachtingen vandaag!
  • Mijn boek ligt open op de rekenopdrachten blz. 34 (huiswerk controle)
  • Ik heb alleen de benodigde spullen op tafel: Boek, etui en rekenmachine.
  • Als ik wat wil zeggen steek ik mijn hand op
  • Als de docent praat ben ik stil
  • Ik respecteer een ander en zijn eigendommen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen herhalen
  • Je kunt beschrijven hoe geld is ontstaan.
  • Je kunt onderscheid maken tussen chartaal en giraal geld.
  • Je kunt beschrijven hoe je met verschillende soorten geld kunt betalen.
  • Je kunt een nieuw saldo op je rekening uitrekenen. 

Slide 2 - Tekstslide

1.3 Weet wat je nodig hebt!
H1 Economie is meer dan geld

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag de hele les klassikaal

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 1.3
  • Je kunt uitleggen wat voor behoeften je kunt hebben.
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen waardoor mensen verschillende behoeften hebben.
  • Je kunt het verschil tussen goederen en diensten uitleggen.
  • Je kunt uitleggen hoe je in je behoeften kunt voorzien.
  • Je kunt met een percentage een getal uitrekenen. 

Slide 5 - Tekstslide

Behoeften
  • Iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben noemen we een                                                      behoefte
Basisbehoeften                                                       Overige behoeften
Nodig om te overleven                                         Maakt het leven            - Eten                                                                            leuker/ makkelijker
- Kleding                                                                      - Smartphone
- Woonruimte                                                            - Merkkleding

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Behoeften verschillen
Mensen hebben verschillende behoeften. Dat kan komen door:
  • verschil in smaak
  • verschil in geslacht
  • verschil in leeftijd
  • verschil in budget (= het geld waarover je kunt beschikken).

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Goederen
  • Tastbare producten
  • Kunt het aanraken
  • Voorbeeld fiets



Diensten
  • Niet-tastbare producten
  • Iemand doet iets voor jou 
  • voorbeeld fietsenmaker

Slide 12 - Tekstslide

verbruiksgoederen
  • Gebruik je een korte tijd
  • Gaat daarna op
  • Voorbeeld Frikandelbroodje
Gebruiksgoederen
  • Gaat lange tijd mee 
  • Gebruik je vaker
  • Voorbeeld oven

Slide 13 - Tekstslide

Consumeren
  • Het kopen van een goed of dienst noemen we consumeren
  • consumeren is het kopen van een goed of dienst om in je behoeften te voorzien
  • Als je iets koopt ben je een consument
Zelfvoorziening
  • Als je zelf iets maakt om in je eigen behoeften te voorzien noem je dat zelfvoorziening
  • Dit doe je, omdat je het leuk vindt of om geld te besparen
  • Voorbeeld: Moestuin

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Met procenten een getal berekenen
Wat is een procent?
- Een procent is een deel van 100
- Dit kan ook meer zijn dan 100, maar meestal minder.
- Maar we gaan altijd uit van het gehele getal, dit getal is 100%

We gebruiken 2 manieren om een getal met een percentage uit te rekenen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen herhalen
  • Je kunt uitleggen wat voor behoeften je kunt hebben.
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen waardoor mensen verschillende behoeften hebben.
  • Je kunt het verschil tussen goederen en diensten uitleggen.
  • Je kunt uitleggen hoe je in je behoeften kunt voorzien.
  • Je kunt met een percentage een getal uitrekenen. 

Slide 26 - Tekstslide