2h Gramm. woordsoorten_hww - kww - zww

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

GPW-stof
1. Hoofdstuk 1 t/m
hoofdstuk 3, paragraaf Grammatica Zinsdelen

2. hoofdstuk 1 t/m
hoofdstuk 3, paragraaf Grammatica Woordsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Koppelwerkwoord of hulpwerkwoord
Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd één koppelwerkwoord (kww):  zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
Naamwoordelijk gezegde heeft één werkwoord: dan is dat dus een koppelwerkwoord. 
        Als er meer werkwoorden in de zin staan, zijn de overige                 werkwoorden allemaal hulpwerkwoord (hww). 
        Het koppelwerkwoord staat dan vaak achter in de zin.

Slide 3 - Tekstslide

Koppelwerkwoord of hulpwerkwoord
Let op:
  • In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat altijd een koppelwerkwoord  (kww)
  • en in een zin met een werkwoordelijk gezegde staat altijd een zelfstandig werkwoord (zww).

• Als er meer dan één werkwoord in de zin staat, is de persoonsvorm altijd een hulpwerkwoord.

Slide 4 - Tekstslide

H.3 woordsoorten. Opdracht 2
1. komen = hww; collecteren = zww
2. Zijn = zww
3. Loopt (uit) = zww
4. worden = hww; gekocht = zww
5. bleef = kww
6. schijnt = hww; geweest = kww, zijn = hww


Slide 5 - Tekstslide

H.3 woordsoorten. Opdracht 3
1.  In de pauze koopt (zww) Marloes waarschijnlijk M&M’s in de foyer. 
2.  Waarom lijken (kww) gorilla’s in de dierentuin net mensen?
3.  Vandaag vindt alweer een aardbeving plaats (plaatsvinden = zww) in het midden van Italië.
4.  Schaft men in de toekomst de zomer- en wintertijd af (afschaffen = zww)?



Slide 6 - Tekstslide

Wat voor soort ww staat in de zin
'Van dit mooie weer worden we vanzelf vrolijk.' ?
A
hww
B
kww
C
zww
D
er staat geen ww in

Slide 7 - Quizvraag

H.2 Opdracht 1 (blz. 60)
Opdracht 1
1.  zal = hww;  worden = kww
2.  zijn = hww;  geweest = kww
3.  is = hww;  gedaan = zww
4.  worden = hww;  verkocht = zww

Slide 8 - Tekstslide

H.2 Opdracht 2 (blz. 60)
Opdracht 2
1.  schijnt = hww;  bevatten = zww
2.  werd = hww;  opgemerkt = zww
3.  bleek = hww;  zijn = kww
4.  zijn = hww;  staken = zww
5.  zou = hww;  blijven = kww
6.  is = kww


Slide 9 - Tekstslide

 H.2, opdracht 3 (boek blz. 61)

Maak in groepjes zinnen met de gegeven woordsoorten in de volgorde zoals die is aangegeven. Gebruik in iedere zin weer andere woorden.
Een voorbeeld bij zin a:
Lw  -  bn  -  zn  -  hww  -  lw  -  bw  -  bn  -  zn  -  zww.
De nieuwe bewoners hebben de erg oude woning opgeknapt.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Zet de mooiste zin die jullie hebben gemaakt hier. Zet erbij of het om volgorde a, b, c of d gaat.

Slide 12 - Open vraag

Huiswerk
Het huiswerk is:
H.2 grammatica woordsoorten, opdracht 4 in Nieuw Nederlands online maken. Doe dit uiterlijk vrijdag 8 januari, 17.00uur.

We zien elkaar maandag weer online!

Slide 13 - Tekstslide