P4 - Tegenargument en weerlegging

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze les
Leesvaardigheid P4: Tegenargument en weerlegging

Aan het eind van de les:
  • weet je wat een tegenargument is;
  • weet je wat een weerlegging is.
  • kun je tegenargumenten en weerleggingen herkennen; 
  • kun je onderscheid maken tussen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging.

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik Leesvaardigheid P3
De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dat standpunt heeft.


Standpunt + argument noemen we een argumentatiestructuur.



Slide 5 - Tekstslide

Terugblik Leesvaardigheid P3
  • feitelijke en waarderende argumenten

Slide 6 - Tekstslide

De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 7 - Quizvraag

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 8 - Quizvraag

Terugblik Lezen P3
  • enkelvoudige argumentatie
  • nevenschikkende argumentatie
  • onderschikkende argumentatie

Slide 9 - Tekstslide

P3 Lezen - Argumentatie (1)

Enkelvoudige argumentatie: een schrijver onderbouwt zijn mening met een argument. 

                                               mening
                                                     ↑
                                             argument

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

P3 Lezen - Argumentatie (1)

Nevenschikkende argumentatie: een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.

                                          mening
                                               ↑
                      argument 1 ↔ argument 2

Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring (1) en ze kan goed met kinderen omgaan (2).

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

P3 Lezen - Argumentatie (1)

Onderschikkende argumentatie: een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Oftewel: het ene argument ondersteunt een ander argument.

                                 mening
                                      ↑
                               argument
                                       ↑
                               argument

Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de week en je komt al niet uit met je zakgeld.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Laten we naar het strand gaan. Het wordt mooi weer vandaag.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 16 - Quizvraag

Schooldagen moeten later beginnen. Jongeren hebben een ander bioritme. Het komt ten goede aan de concentratie.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 17 - Quizvraag

OPDRACHT
Maak (alleen of in tweetallen) een blokjesschema bij het standpunt + de argumenten op de volgende slide. Kies uit enkelvoudige, nevenschikkende of onderschikkende argumentatie.

Slide 18 - Tekstslide

Het festival was drie keer niks, de hoofdact ging niet door, de WC' s waren absoluut smerig en de podia stonden teveel uit elkaar.


timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

P4 - Tegenargument en weerlegging

In een betogende tekst wil de schrijver de lezer overtuigen van zijn standpunt. Dit kan hij doen door zijn standpunt met argumenten te onderbouwen. Een schrijver kan zijn lezer ook overtuigen door te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt of een van zijn argumenten niet klopt. Dit noemen we weerleggen of ontkrachten van een tegenargument.



Slide 20 - Tekstslide

P4 - Tegenargument en weerlegging

In een betogende tekst wil de schrijver de lezer overtuigen van zijn standpunt. Dit kan hij doen door zijn standpunt met argumenten te onderbouwen. Een schrijver kan zijn lezer ook overtuigen door te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt of een van zijn argumenten niet klopt. Dit noemen we weerleggen of ontkrachten van een tegenargument.

Met een weerlegging ontkracht je een argument of tegenargument.
Deze worden vaak aangekondigd met een signaalwoorden daarentegen, hoewel, echter, maar, toch, ......

Zie voorbeeld in het boek op blz. 25.

Slide 21 - Tekstslide

OPDRACHT
Bij mooi weer moeten scholen huiswerkvrij zijn.
Bedenk voor jezelf één of twee argumenten vóór deze stelling.
timer
2:00

Slide 22 - Tekstslide

OPDRACHT
Bij mooi weer moeten scholen huiswerkvrij zijn.
Wissel van schrift met degene naast je. Je leest de argumenten van de ander en je schrijft nu een tegenargument op.
timer
2:00

Slide 23 - Tekstslide

P4 - Tegenargument en weerlegging

Kortom:
  • Met een tegenargument ontkracht je een standpunt.
  • Met een weerlegging ontkracht je een (tegen)argument.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?

Slide 25 - Open vraag

Voetballen is gevaarlijk, want je kan gewond raken door de bal tegen je hoofd.
--> De kans dat dat gebeurt is echter ontzettend klein.
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 26 - Quizvraag

Katten zijn veel leuker dan honden, omdat ze lekker spinnend op je schoot gaan liggen.
--> Mijn kat bijt me elke keer als ik haar wil aaien en mijn hond doet dat nooit
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag!
Opdracht 1 t/m 3 en 6
Cursus 1 - Leesvaardigheid- P4 Argumenteren

Klaar?
  • maak een samenvatting
  • oefen extra via NN Online
  • bereid je presentatie voor

timer
25:00

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
Woensdag 26 mei: 
P4: opdr. 1 t/m 3 en 6

Slide 29 - Tekstslide