Engels Unit 5.4 Deel B

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Maak zin met present perfect:
Beril and Firdaus - dance

Slide 7 - Open vraag

Maak er een vraagzin van
Mikail and Hamza have talked to Muhammed.

Slide 8 - Open vraag

Maak er een vraagzin van (present perfect )
Rofaida has moved to Utrecht

Slide 9 - Open vraag

Maak er een ontkennende zin van Present Perfect
Mevr van der Werf has been grumpy all week

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Bijwoorden van tijd geven aan hoe vaak iets gebeurt. Bijwoorden van tijd staan in een zin:
A
voor het hoofdwerkwoord
B
na een vorm van 'to be' (am/is/are)
C
A en B zijn allebei goed

Slide 16 - Quizvraag

In welke zin staat het bijwoord van tijd op de juiste plek?
A
Helen parks sometimes the car in the garage.
B
Helen sometimes parks the car in the garage.
C
Helen parks the car sometimes in the garage.
D
Helen parks the car in the sometimes garage.

Slide 17 - Quizvraag

In welke zin staat het bijwoord van tijd op de juiste plek?
A
He is always late.
B
He is late always.
C
He always is late.
D
Always is he late.

Slide 18 - Quizvraag

Plaats het bijwoord "usually" in de zin:
He has a lot of ideas.
A
He usually has a lot of ideas.
B
He has usually a lot of ideas.
C
Usually, he has a lot of ideas.
D
He has a lot of ideas usually.

Slide 19 - Quizvraag

Waar komt het bijwoord 'usually' te staan?
4. We 1 meet 2 at my place.
A
1
B
2

Slide 20 - Quizvraag

Het bijwoord van tijd in deze zin staat goed:
I never am alone.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Het bijwoord van tijd in deze zin staat goed:
He has always been a good boy.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Waar staat het bijwoord?

They aren't usually this late.
A
vóór het werkwoord
B
ná het werkwoord van 'to be'
C
ná 'to be' + 'not'

Slide 23 - Quizvraag

Waar hoort het bijwoord?
Waar staan de puntjes goed?
Usually
A
... she helps her mother
B
she helps ... her mother
C
she ... helps her mother
D
she helps her .... mother

Slide 24 - Quizvraag

timer
17:00
Maak de toets 

Ben je klaar leer voor je toets BIO

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide