Toetsopgave H2-1

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Toetsopgave 2-1

wanneer willen jullie de toets

1. dinsdag 25 mei
2. woensdag 26 mei
3. donderdag 27 mei

Wat is de toegevoegde waarde per product?

1. winst per product
2. belasting per product
3. kosten per product
4. ontstane inkomen per product

1. TW in kolom 1 is 0,5 TW in kolom 2 is 2,30
2. TW in kolom 1 is 0,7 TW in kolom 2 is 2,30
3. TW in kolom 1 is 2,5 TW in kolom 2 is 4,30
4. TW in kolom 1 is 0,7 TW in kolom 2 iw 4,30

1. Ghana kiest 1 Nederland kiest 2
2. Ghana kiest 2 Nederland kies 1
3. Ghana kiest 1 Nederland kiest 1
4. Ghana kiest 2 Nederland kiest 2

1. Consumentenprijs in kolom 1 is 8,58
2. Consumentenprijs in kolom 1 is 8,40
3. Consumentenprijs in kolom 1 is 1,98
4. Consumentenprijs in kolom 2 is 2,00

De geregistreerde productie in Ghana is 150 miljard. Deze productie is 75% van het BBP.

1. Productie overheid is 75 miljard.
2. Productie overheid is 50 miljard.
3. Productie overheid is 200 miljard.
4. Totale productie is 150 miljard.

uitwerking

150 miljard = 75% van het BBP

BBP = 150 miljard/75 * 100 = 200

Productie overheid is 200 - 150 = 50 miljard

Oefen Toetsopgave 2.3

Hoofdstuk 2

LWEO Lesbrief economische crisis

kringloop

toelichting

toon aan dat gezinnen hun hele inkomen gebruiken

Maak een foto van je berekening

toon aan dat gezinnen hun hele inkomen gebruiken

Y = C + B + S = 130 + 30 + 50

Ybedr + Yo =  210

Toon aan dat de productie gelijk is aan het inkomen. 

Maak een foto van je berekening

Y = Ybedr + Ybo

Y = 170 + 40 = 210

Y = C + I + O + (E-M)

(C) 130 + (I) 35 + (Cop) 40 +  (Com + I) 30 

+ (E) 40 - (M)65

Heeft de overheid een tekort of overschot?

Heeft de overheid een tekort of overschot?

O = 70, B = 50

Dus tekort van 20

Heeft Kwel moeten lenen in het buitenland of het buitenland in Kwel? 

Heeft Kwel moeten lenen in het buitenland of het buitenland in Kwel? 

besparingen (S) = 30, bedrijven lenen (I) = 35

overheid leent (O-B) = 20

dus 55 lenen, 30 sparen dus 25 tekort

Wat is geen schakel in de bedrijfskolom van een pizzeria?

1. graanboer
2. meelfabriek
3. supermarkt
4. kaasboer

Wat voor type investering is de aanschaf van meel en andere ingrediënten?

1. voorraadinvestering
2. uitbreidingsinvestering

Toetsopgave 2-2

Wat zijn investeringen

FOUT antwoord

Ergens geld in stoppen om er later geld mee te verdienen. 

Goed antwoord

Geld uitgegeven door een bedrijf voor de aanschaf van kapitaalgoederen met het doel om in de toekomst een hogere winst te behalen. 

type investeringen

breedte investering

Een investering waarbij de verhouding kapitaal en arbeid hetzelfde blijft. 

diepte investering

Een investering waarbij na de investering er minder arbeid nodig is voor dezelfde productie. 

Investeringen

Zowel breedte als diepte investeringen kunnen zowel uitbreidingsinvesteringen als vervangingsinvesteringen zijn. 

Voorraadinvesteringen zijn er om de voorraad producten op peil te brengen of te houden. 

Investeringen kunnen een inkomenseffect en een capaciteitseffect hebben. 

Overname cafetaria, 150.000 euro, financiering van 80% met banklening, 6% rente.

Wat zijn de financieringskosten.

1. 90.000
2. 72.000
3. 7200
4. 9000

Wat voor soort investering is de aanschaf van brommertjes voor een pizzeria?

1. diepte investering
2. breedte investering
3. voorraadinvestering
4. uitbreidingsinvestering

opstellen resultatenrekening

algemeen: 

• links staan alle kosten, rechts de opbrengsten
• optelsom links en rechts moeten altijd gelijk zijn
• je maakt links en rechts gelijk via verlies of winst

Alle gegevens

prijs per maaltijd: 5 euro

voorraad meel, olie, kaas, etc: 2000 euro

300 euro kasgeld

afzet: 20.000 maaltijden

variabele kosten per pizza: 2 euro

energiekosten zijn 2000 euro

afschrijvingen zijn 5000 euro per jaar

brommers kosten 3000 euro

overname: 150.000 euro, 80% financiering, 6% rente

5 werknemers, 4 uur per dag, 3 dagen per week, 50 weken, 4 euro per uur

rood = kosten, blauw = opbrengsten, geel = uitgaven

prijs per maaltijd: 5 euro

voorraad meel, olie, kaas, etc: 2000 euro

300 euro kasgeld

afzet: 20.000 maaltijden

variabele kosten per pizza: 2 euro

energiekosten zijn 2000 euro

afschrijvingen zijn 5000 euro per jaar

brommers kosten 3000 euro

overname: 150.000 euro, 80% financiering, 6% rente

5 werknemers, 4 uur per dag, 3 dagen per week, 50 weken, 4 euro per uur

werknemers pizzeria:
Elke scholier werkt 4 uur per dag, 3 dagen per week, 50 weken per jaar. Uurloon = 4 euro. 5 scholieren in dienst.

1. 12.500 euro
2. 13.000 euro
3. 12.750 euro
4. 12.000 euro

              Maak de resultatenrekening compleet.

kosten	opbrengsten
100.000	100.000

afschrijvingen 5.000

grondstoffen 40.000

energie 2.000

rente 7200

loon 12000

winst 33800

omzet 100000

omzet = 100.000 euro
directe grondstoffen = 40.000 euro
afschrijvingen = 5.000 euro

1. bruto toegevoegde waarde = 100.000 euro
2. bruto toegevoegde waarde = 55.000 euro
3. bruto toegevoegde waarde =60.000 euro
4. bruto toegevoegde waarde = 80.000 euro

Is de pizzeria arbeidsintensief of kapitaalintensief?

1. arbeidsintensief
2. kapitaalintensief

Noem de productie factoren die de eigenaren van Pizza Pronto leveren met korte toelichting.

uitwerking

geleverde productiefactoren door de eigenaren van Pizza Pronto:

arbeid - want ze werken in het bedrijf mee

kapitaal - want ze steken hun spaargeld in het bedrijf

ondernemerschap - want ze leiden het bedrijf en nemen risico

Wat is de toegevoegde waarde als optelsom van alle beloningen van de productiefactoren?

1. loon + rente 12.000 + 7.200
2. loon + rente + winst 12.000 + 7.200 + 33.800
3. winst 33.800
4. loon + winst 12.000 + 33.800