Periode 2: grootheden en eenheden (les 1)

Wat gaan we vandaag doen?
- Even bijpraten, hoe ging je toets? Hoe heb je periode 1 ervaren?

- Korte uitleg periode 2: Domein 1

- Korte introductie les 1: getallen, grootheden en eenheden

- Werken in je licentie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
- Even bijpraten, hoe ging je toets? Hoe heb je periode 1 ervaren?

- Korte uitleg periode 2: Domein 1

- Korte introductie les 1: getallen, grootheden en eenheden

- Werken in je licentie

Slide 1 - Tekstslide

Even inchecken: hoe voel je je vandaag?

Slide 2 - Poll

Periode 1 ging over Basisvaardigheden.
Hoe heb je periode 1 Rekenen ervaren?
Viel het mee? Moeilijke toets?
Of heb je een tip voor de docent voor aankomende periode?

Slide 3 - Woordweb

Periode 2 gaat over domein 1: grootheden en eenheden.
Waar denk je aan bij grooteenheden
en eenheden?

Slide 4 - Woordweb

Deze periode gaat over domein 1: grootheden en eenheden.

Wat zijn dat?

Gewicht is een....
A
grootheid
B
eenheid

Slide 5 - Quizvraag

Liter is een ....
A
eenheid
B
grootheid

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een grootheid en wat is een eenheid?
Grootheid
Eenheid
lengte
oppervlakte
seconde
kilogram
snelheid
centimeter
uur
tijd
kilometer
gewicht
hectare

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 gaat over getallen.
Waar gebruiken we getallen voor?

Slide 9 - Woordweb

Doelen les 1
  • Je leert de betekenis van getallen in je dagelijkse omgeving.
  • Je herkent een grootheid en gebruikt een passende eenheid om de waarde uit te drukken.
  • Je leert rekenen met lengtematen.

Slide 10 - Tekstslide

In dit domein leer je verschillende grootheden, zoals lengte, gewicht, tijd, temperatuur en snelheid, te gebruiken en ermee te rekenen.

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel nullen heeft een biljard?
A
9
B
12
C
15
D
18

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Lengtematen: pak je rekenkaart.
Het is 2,2 km naar de sporthal.
Hoeveel meter moet ik fietsen?
A
22000
B
2,2
C
22
D
2200

Slide 14 - Quizvraag

De rolmaat geeft 4,3 dm aan.
Hoeveel centimeter is dat?
A
430
B
43
C
4,3
D
4300

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de lengte op het vraagteken?
A
1 m
B
2 m
C
3 m
D
4 m

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de omtrek?
A
24
B
30
C
6
D
18

Slide 17 - Quizvraag

Werken in licentie
  • Heb je kladpapier om notities te maken?
  • Je mag je rekenmachine gebruiken
  • Gebruik je rekenkaart 

Maak de instaptoets en daarna opdrachten paragraaf 1.1 en 1.2 van domein 1

Slide 18 - Tekstslide