Formatieve toets HS 2

Een fietser trekt vanuit stilstand 4,0 s lang op met een versnelling van 1,6 m/s².
a Schets het v,t-diagram van deze beweging.
b Welke afstand heeft de fietser na 4,0 s afgelegd?
c Is de grafiek in het x,t-diagram van deze beweging een dalparabool of een bergparabool?
d Schets het x,t-diagram van deze beweging.

1 / 4
volgende
Slide 1: Open vraag
NatuurkundeHBOStudiejaar 4

In deze les zitten 4 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Een fietser trekt vanuit stilstand 4,0 s lang op met een versnelling van 1,6 m/s².
a Schets het v,t-diagram van deze beweging.
b Welke afstand heeft de fietser na 4,0 s afgelegd?
c Is de grafiek in het x,t-diagram van deze beweging een dalparabool of een bergparabool?
d Schets het x,t-diagram van deze beweging.

Slide 1 - Open vraag

Iemand laat een voorwerp uit het raam vallen. De luchtweerstand mag je verwaarlozen. Het voorwerp bereikt na 4,0 s de grond.
a Bereken de eindsnelheid.
b Bereken de gemiddelde snelheid van deze valbeweging.
c Bereken de valhoogte van het voorwerp.

Slide 2 - Open vraag

Een wielrenner rijdt met een snelheid van 13,2 m/s en remt af tot stilstand met een vertraging van 2,64 m/s².
a Bereken de remtijd.
b Teken het v,t-diagram van deze beweging.
c Bepaal met behulp van het getekende v,t-diagram de remweg.

Slide 3 - Open vraag

Twee schaatsers A en B staan klaar voor de start van de 500 m. Schaatser A start op het tijdstip t = 0 s met een constante versnelling en rijdt daarmee de eerste 20 m in 3,2 s. Daarna rijdt schaatser A de 500 m met een constante snelheid uit. Schaatser B start op het tijdstip t = 0 s met een versnelling van 4,5 m/s² en rijdt daarmee door tot de snelheid 12,6 m/s is. Daarna rijdt schaatser B de 500 m met die snelheid uit.
** Bereken de eindtijd van beide schaatsers. Wie wint de wedstrijd?

Slide 4 - Open vraag