HW 3 MR Zuurstof + herhaling vorige periodes

Huiswerk 3 Zuurstof
Oefensommen zuurstof +

EEN DEEL HERHALING VORIGE PERIODES!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Huiswerk 3 Zuurstof
Oefensommen zuurstof +

EEN DEEL HERHALING VORIGE PERIODES!

Slide 1 - Tekstslide

De manometer van een 10 liter cilinder staat op 120 bar.
Hoeveel gasliter zuurstof zit er in de tank?

Slide 2 - Open vraag

Je hebt een volle zuurstofcilinder van 15 liter. Hoeveel gasliter zuurstof kun je hiermee toedienen?

Slide 3 - Open vraag

Je hebt een zuurstofcilinder van 8 liter. De manometer staat op 75 bar. Hoeveel gasliter zuurstof kun je hiermee toedienen?

Slide 4 - Open vraag

Je hebt een zuurstofcilinder van 20 liter. De manometer staat op 150 bar. Hoeveel gasliter zuurstof kun je hiermee toedienen?

Slide 5 - Open vraag

Je hebt een volle zuurstofcilinder van 20 liter. Hoeveel gasliter zuurstof kun je hiermee toedienen?

Slide 6 - Open vraag

Je hebt een zuurstofcilinder van 10 liter vanuit de fabriek geleverd gekregen maar de manometer is niet goed leesbaar. Hoeveel gasliter zou je in theorie uit deze cilinder kunnen halen?

Slide 7 - Open vraag

Je bent bij een zorgvrager. Haar zuurstoffles geeft 25 bar aan en heeft een omvang van 2 liter. Hoeveel gasliter kan er nog uitgehaald worden?

Slide 8 - Open vraag

Meneer Jansen heeft op een dag 2000 gasliter nodig. Hij heeft in huis een zuurstofcilinder staan van 20 liter. De manometer geeft 120 bar aan.
Is er genoeg gasliter op voorraad voor meneer Jansen?

Slide 9 - Open vraag

Piet is met de ambulance onderweg naar een ander ziekenhuis. Tijdens de rit heeft hij 300 gasliter nodig. Er is een zuurstofcilinder van 5 liter aanwezig. De manometer staat op 45 bar. Is er genoeg gasliter op voorraad voor de rit?

Slide 10 - Open vraag

Een ambulance heeft een zuurstofcilinder van 10 liter. De meter wijst 50 bar aan. De cliënt krijgt 5 liter zuurstof per minuut.
Hoe lang kan de ambulance zuurstof toedienen?

Slide 11 - Open vraag

Op de afdeling staat een zuurstofcilinder met een inhoud van 5 liter. De meter wijst 120 bar aan. De cliënt krijgt 2 liter zuurstof per minuut.
Hoe lang kan je gebruik maken van deze cilinder?

Slide 12 - Open vraag

Een cliënt krijgt 5 liter zuurstof per minuut. Er wordt gebruik gemaakt van een zuurstofcilinder van 10 liter. De meter wijst 100 bar aan.
Hoe lang kan de cliënt met deze cilinder doen?

Slide 13 - Open vraag

De manometer van een 10 liter cilinder staat op 180 bar.
a. Hoeveel zuurstof zit er in de tank?
b. Hoeveel uur kan je geven als de cliënt 5 liter. per minuut krijgt?

Slide 14 - Open vraag

Je hebt een volle 2 liter cilinder.
a. Hoeveel zuurstof zit er in de tank?
b. Hoeveel uur kan je geven als de cliënt 2 liter per minuut krijgt?

Slide 15 - Open vraag

Herhaling vorige periodes

Slide 16 - Tekstslide

Onderdeel Milligrammen
Formule:
Nodig / Voorradig (per ml) = aantal toe te dienen ML

Slide 17 - Tekstslide

Aanwezig 10 mg/ml, nodig 2 mg, hoeveel ml geef je?

A
5 ml
B
0,5 ml
C
2 ml
D
0,2 ml

Slide 18 - Quizvraag

Aanwezig 1500 mg/ml, nodig 500 mg, hoeveel ml geef je?
A
33 ml
B
0,33 ml
C
3 ml

Slide 19 - Quizvraag

Aanwezig 10 mg/ml, nodig 25 mg, hoeveel ml geef je?
A
4 ml
B
0,4 ml
C
25 ml
D
2,5 ml

Slide 20 - Quizvraag

Onderdeel procenten/promille
Oplossing is dus hoeveelheid per milliliter.
Soms is dit aangegeven in een percentage.
1 % = 10 mg/ml (procent)
1‰ = 1 mg/ml (promille)
Formule:
Nodig / Voorradig (per ml > dus percentage omzetten!) = aantal toe te dienen ML

Slide 21 - Tekstslide

Je hebt een oplossing van 4%, hoeveel mg/ml is dit?
A
0,4 mg/ml
B
4 mg/ml
C
40 mg/ml
D
400 mg/ml

Slide 22 - Quizvraag

Je hebt een oplossing van 1‰, hoeveel mg/ml is dit?
A
0,1 mg/ml
B
1 mg/ml
C
10 mg/ml
D
100 mg/ml

Slide 23 - Quizvraag

Je hebt een oplossing van 4% en je moet 30 mg injecteren. Hoeveel ml moet je injecteren?

Slide 24 - Open vraag

Je hebt een oplossing van 5‰ en je moet 15 mg injecteren. Hoeveel ml moet je injecteren?

Slide 25 - Open vraag

Afwijkende formule
Soms is je voorraad niet per 1 milliliter. 
Bijvoorbeeld : 50 mg/2 ml

NODIG : VOORRADIG x hoeveelheid ML 

Of zet je voorraad eerst om per milliliter!
Dus geen 50mg/2ml maar 25mg/1ml 


Slide 26 - Tekstslide