Les 21 - Een dagje uit

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BasisschoolGroep 1-8

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Snelle herhaaloefening grammatica vorige les
  • Huiswerk vorige les
  • Grammatica
    --> groot, groter, grootst
    ----> heel, erg of te
  • Praten
  • Lezen les 22 
  • Grammatica
    --> hebben vs. zijn

Slide 2 - Tekstslide

Ik heb ... ingrediënten voor het avondeten
A
allemaal
B
alle
C
alles

Slide 3 - Quizvraag

We hopen ... dat het morgen mooi weer zal zijn
A
alles
B
alle
C
allemaal
D
iedereen

Slide 4 - Quizvraag

Als ik miljonair was, zou ik ... kopen
A
alle
B
alles
C
allemaal
D
iedereen

Slide 5 - Quizvraag

De kinderen moeten ... helpen met het huishouden
A
iedereen
B
alles
C
allemaal
D
alle

Slide 6 - Quizvraag

Morgen is het Koningsdag, dan heeft ... vrij. Tenminste, de meeste mensen.
A
iedereen
B
alles
C
allemaal
D
alle

Slide 7 - Quizvraag

Ik ga ... mijn schoenen verkopen
A
alle
B
alles
C
al
D
allemaal

Slide 8 - Quizvraag

Hoe was het huiswerk?
Moeilijk! Ik begrijp het niet.
Een beetje moeilijk. Ik heb een vraag.
Het was oke.
Makkelijk. Ik begrijp alles.
Te makkelijk. Mijn huiswerk moet moeilijker zijn.

Slide 9 - Poll

Welk patroon zie je?
  1. Dat huis is groot.
  2. Dit huis is groter.
  3. Mijn huis is het grootst.
  4. Die hond is mooi.
  5. Deze hond is mooier.
  6. Dat is een mooiere hond dan deze.
  7. Mijn hond is het mooist.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

28 graden is heel warm
Ja, 28 graden is heel warm
Nee, 28 graden is te warm

Slide 12 - Poll

2,50 euro voor een brood is te duur
Ja, dat is te duur
Nee, het is heel erg duur, maar niet te duur

Slide 13 - Poll

Je bent moe en je partner loopt snel, wat zeg je?
Je loopt te snel voor mij!
Je loopt heel erg snel voor mij!
Je loopt heel snel voor mij!
Je loopt erg snel voor mij!

Slide 14 - Poll

maaltijd

Slide 15 - Woordweb

Slide 16 - Tekstslide

Hebben

Used when talking about something you can do actively.

Ik heb het museum bezocht.
Zij heeft les gegeven.
Jullie hebben elkaar ontmoet.
We hebben over vroeger gepraat.
Hij heeft hard gewerkt.
Ik heb lekker gekookt.
Zijn

Used when talking about movement or a change in state of being.

Ik ben naar het centrum gegaan.
De les is al begonnen.
We zijn op tijd gekomen.
Ze zijn een uur gebleven.
Wij zijn getrouwd.
Hij is met de cursus gestopt.

Slide 17 - Tekstslide