Hebben
Used when talking about something you can do actively.
Ik heb het museum bezocht.
Zij heeft les gegeven.
Jullie hebben elkaar ontmoet.
We hebben over vroeger gepraat.
Hij heeft hard gewerkt.
Ik heb lekker gekookt.
Zijn
Used when talking about movement or a change in state of being.
Ik ben naar het centrum gegaan.
De les is al begonnen.
We zijn op tijd gekomen.
Ze zijn een uur gebleven.
Wij zijn getrouwd.
Hij is met de cursus gestopt.