ASS

Autisme Spectrum Stoornis
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Autisme Spectrum Stoornis

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Autisme Spectrum Stoornis (ASS)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt de beschrijving van autisme volgens de DSM V benoemen.
  • Je kunt de 2 oorzaken van autisme beschrijven.
  • Je kunt de kernmerken van autisme benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autisme
De DSM-criteria voor autisme:
 problemen op het gebied van sociale communicatie en sociale interactie; beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten en over- of ondergevoeligheid voor zintuiglijke prikkels.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken autisme
Erfelijkheid
Ongeveer bij 80% is het erfelijk bepaald. 
Honderden genen bij betrokken.
  • Novo mutatie: spontaan ontstaan in dna. 

De kans op autisme is groter bij:
- tekort aan vitamine D tijdens de zwangerschap
- gebruik van sommige medicijnen tijdens de zwangerschap (antidepressiva)
- problemen tijdens de geboorte, zoals te vroeg geboren worden, zuurstof tekort
- hoge leeftijd vader, diabetes moeder, verhoogde activiteit immuunsysteem moeder.


Slide 6 - Tekstslide

Het gaat bij al deze factoren om een gevonden statistisch verband. Onbekend is nog of er ook een causaal (oorzaak en gevolg) verband is. Neem bijvoorbeeld de leeftijd van de vader. Uit onderzoek blijkt dat oudere vaders een verhoogde kans hebben op een zoon of dochter met autisme. De vraag is: komt dit door hun leeftijd? Of beginnen vaders met relatief veel ‘autisme-genen’ mogelijk relatief vaak later aan kinderen?
Wat is een autisme spectrum stoornis?

• Autisme is een stoornis in de informatieverwerking van de hersenen.
• Alles wat iemand met autisme hoort, ziet, ruikt, proeft en voelt verwerkt hij of zij op een andere manier dan iemand zonder autisme.
• Met autisme word je geboren. Het blijft gedurende je hele leven een rol spelen in relaties, vrije tijd, werk en/of opleiding.
• Autisme wordt niet veroorzaakt door de opvoeding.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken Autisme 
Kenmerken die vaak in verband worden gebracht met autisme zijn:
- moeite met het omgaan met andere mensen
- voor sommige prikkels heel gevoelig, voor andere juist niet
- helemaal opgaan in dingen die je interessant vindt
- niet makkelijk in anderen verplaatsen
- houdt niet van onverwachte veranderingen
- herhaalt sommige dingen vaak
- herkent snel patronen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Centrale coherentie (samenhang ) 
Centrale Coherentie:

Hersenen zijn in staat zijn losse informatie te verwerken tot een betekenisvol geheel
Hoofd- en bijzaken van elkaar kunnen scheiden.

Bijvoorbeeld als je twee bollen vacht ziet, vier poten, een bewegend lang uitsteeksel en twee ogen. Dan vertalen je hersenen dit onmiddellijk in ‘kat’.
Als je zinnen achter elkaar leest, maken je hersenen hier automatisch een betekenisvol verhaal van.

Door de centrale coherentie van je denken, krijgt je wereld betekenis.
Je hoeft hier meestal niet over na te denken, je hersenen doen dit automatisch.

Denken en reageren gaat snel.
Je ziet gemakkelijk verbanden en krijgt overzicht.



Slide 12 - Tekstslide

Wat betekent coherentie:
situatie waarin de samenhang tussen afzonderlijke dingen helemaal klopt 
00:03
wat is coherentie?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

00:56
geef in je eigen woorden aan wat nu het probleem is?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van een zwakke centrale coherentie
Mensen met autisme hebben vaak een zwakke centrale coherentie, ze zien de wereld als een berg losse onderdelen. 
Tussen deze onderdelen leggen hun hersenen niet automatisch verbanden. 
  • Geen onderscheid tussen wat belangrijk is en wat niet. 
  • Gericht op details.

Stel je voor dat je op een vreemde planeet wakker wordt. 
  • Je ziet van alles, maar hebt geen idee wat. 
  • Dit kost veel denktijd en energie.
  • Je weet niet of je het goed hebt. 
  • Je bent bezig met alle details en hebt geen idee van het geheel. 
  • Je kunt niet inschatten wat belangrijk is en wat niet. 
  • De wezens die op de planeet wonen, doen in jouw ogen bizarre dingen waar je niets van begrijpt. 

Zo ervaren mensen met een zwakke centrale coherentie de wereld.



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Executieve functies
Executieve functies zijn cognitieve processen die te maken hebben met het organiseren en plannen van taken. 
  • Bedenken welke taken na elkaar komen 
  • Hoe moeten de taken uitgevoerd worden. 

Tandenpoetsen:
  • Eerst je tandenborstel en tandpasta pakken
  • Tandpasta op de haartjes doet
  • Dopje weer op de tube schroeft enzovoort. 

Executieve functies maken ook dat iemand zijn handelingen kan evalueren en kan bijsturen als dat nodig is. 

Ook tijdens gesprekken heb je executieve functies nodig. 
  • Plannen van je reacties 
  • Aanpassen van het onderwerp aan je gesprekspartner.

Slide 17 - Tekstslide

Wat zijn executieve functies?
Executieve functies zijn al die regelfuncties van de hersenen die essentieel zijn voor het realiseren van doelgericht en aangepast gedrag. Alle executieve functies of vaardigheden hebben een controlerende en aansturende functie. Met deze functies bepalen we het doel van ons handelen en gedrag, schakelen we afleidende factoren uit, plannen we de volgorde van handelingen, voeren we de taken die daarvoor nodig zijn stap voor stap uit en controleren we het effect, waarbij we ook rekening houden met mogelijke toekomstige effecten. We reguleren er emoties, motivatie en alertheid mee en laten ervaringen uit het verleden meespelen bij de verwachtingen over en beslissingen voor de toekomst.
01:23
wat heb je geleerd uit deze video?

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van gebrekkige executieve functies
Sommige executieve functies van mensen met autisme werken niet optimaal. 
  • Moeite hebben om taken te plannen en organiseren. 

Voor kinderen kan het daardoor heel moeilijk zijn om dagelijkse handelingen te leren. 
  • Afvegen van de billen (hoe vaak moet ik wrijven? hoeveel papier moet ik gebruiken? wanneer is het echt schoon?)

Dit overzien vereist dat je kunt plannen en de planning kunt aanpassen. 

Afstemmen van je kleding op de weersomstandigheden. 
  • Weerstand bij afwijking van planning.
  • Geen overzicht op veranderingen.

Onzekerheid en chaos.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

02:44
wat neem je mee over de theorie of mind?

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Theory of mind
Theory of mind is het vermogen om:
  • Gedachten
  • Bedoelingen
  • Gevoelens
  • Ideeën 
van jezelf en anderen op merken en hier rekening mee te houden. 

Iemand met een goede theory of mind kan zich verplaatsen in de ander en bedenken wat deze bedoelt of voelt. 
  • Als je praat met de ander en aanvoelt dat hij verdrietig is, reageer je anders dan wanneer hij blij is. 
  • Als je vriend niet met je wil voetballen, begrijp je dat hij nog steeds je vriend is, maar dat hij zin heeft om iets anders te doen. 

Theory of mind = begrijpen en onder woorden kunnen brengen van je eigen gevoelens, bedoelingen en gedrag.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van een beperkte theory of mind
  • Niet kunnen inleven in de gevoels- en gedachtewereld van anderen. 
  • Niet kunnen inbeelden dat iemand iets anders zou kunnen denken of voelen dan zijzelf. 
  • Het begrijpen van de emoties van anderen is lastig. 

Door hun gerichtheid op details kunnen ze moeilijk gevoelens van gezichten aflezen. 

Bijvoorbeeld: 
"iemand fronst doordat hij diep aan het nadenken is, ze kunnen denken dat de persoon boos is"

  • Contact mist vaak wederkerigheid. 
  • Vrienden maken en behouden verloopt veelal moeizaam. 
  • Verwoorden van bedoelingen en gevoelens is niet vanzelfsprekend.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerken van prikkels gaat moeilijker en duurt het langer. 
De prikkels stapelen zich op tot er kortsluiting ontstaat: overprikkeling. 

Het gevolg van overprikkeling is:
  • Boos worden
  • Vluchten 
  • Terugtrekken
Rust helpt om alle onverwerkte prikkels een plaats te geven.

Ondergevoelig zijn voor bepaalde prikkels:
  • Warmte
  • Pijn
  • Geuren
Niet reageren als het water in de douche gloeiend heet is.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van autisme

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiding geven bij Autisme
- Structuur bieden,
- Voorkom veel prikkels,
- Zorg voor Voorspelbaarheid.
- Pas je communicatie aan; korte zinnen, duidelijke boodschap.
- Probeer te denken vanuit iemand met autisme

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fabels over Autisme
- Autisme is te genezen
- Mensen met autisme willen het liefst alleen zijn
- Mensen met autisme vermijden oogcontact
- Mensen met autisme hebben een verhoogd testosterongehalte
- Mensen met autisme hebben geen empathisch vermogen
- Mensen met autisme hebben geen gevoel voor humor
- Iederéén is een beetje autistisch
- Mensen met autisme kunnen het beste repetitief werk doen, met veel structuur en weinig              sociale interactie – zoals bijvoorbeeld de functie van computerprogrammeur




Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen behaald?
  • Je kunt de beschrijving van autisme volgens de DSM V benoemen.
  • Je kunt de 2 oorzaken van autisme beschrijven.
  • Je kunt de kernmerken van autisme benoemen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd?
Wat vonden jullie fijn aan deze les?
Wat miste jullie?


Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klassiek autisme
Beperkingen in de sociale interactie zijn bijvoorbeeld: 
  • Niet in slagen om vriendjes te maken, 
  • Praten met een uitdrukkingsloos gezicht, 
  • Moeilijk vinden om een normaal gesprek te voeren. 

Voorbeelden van beperkingen in de verbale communicatie zijn: 
  • het gebruiken van aparte woorden of het herhalen van zinnetjes omdat het ritme zo mooi klinkt. 
De beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag zijn bijvoorbeeld:
  • Fladderen met de handen
  • Urenlang kunnen staren naar een draaiende wasmachine of een rijdend modeltreintje. 

Klassiek autisme is de eerste vorm van autisme die beschreven werd
Van de mensen met klassiek autisme heeft 80% ook een verstandelijke beperking. 


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Syndroom van Asperger
Mensen met het syndroom van Asperger kunnen goed praten en leren, maar het aangaan en onderhouden van sociale contacten en het begrijpen van communicatie is voor hen moeilijker. 

Normale of bovennormale intelligentie. 

Ze praten graag en veel, maar begrijpen de boodschappen van anderen soms verkeerd. 
  • Gezichtsuitdrukkingen
  • Grapjes
  • Nemen figuurlijke uitspraken letterlijk 
  • Zien tijdens een gesprek niet dat de ander niet meer geïnteresseerd is. 

Door hun intelligentie slagen sommigen er vrij goed in om hun tekortkomingen te compenseren. 
Ze merken op wanneer hun gedrag niet past in de situatie. Ze leren hieruit en kunnen na verloop van tijd hun gedrag aanpassen. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PDD-NOS
PDD-NOS is in het Nederlands voluit: pervasieve ontwikkelingsstoornis-niet anders omschreven. 

Iedereen met kenmerken van autisme, maar niet voldoende kenmerken om de diagnose te kunnen stellen, 
kreeg het label PDD-NOS. 

Uiteenlopend gedrag:
  • Moeilijkheden bij de sociale interactie. 
  • Hebben niet in de gaten wat de ander bedoelt 
  • Lichaamstaal van mensen niet goed kunnen interpreteren. 
  • Drukken zich op een aparte manier uit
  • Sociale contacten lopen moeizaam. 
  • Moeite om overzicht te houden en te plannen. 
  • Obsessieve interesse in een bepaald gebied.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Syndroom van Rett
Fasen van ontwikkeling worden afgewisseld met fasen van achteruitgang. 
Tot de leeftijd van 6 tot 18 maanden ontwikkelt het kind, meestal een meisje, zich normaal. (1e fase)

Daarna vertraagt de ontwikkeling en stopt deze tijdelijk. 
Het kind verliest vaardigheden die het al verworven had:
  • Lopen 
  • Woorden uitspreken 
Na verloop van tijd kan het kind de handen niet meer doelgericht gebruiken. (typische handenwringende bewegingen)
  • Eerst sociaal en contact maken, laat het nu steeds meer autistisch gedrag zien. 
  • Vaak krijgt het ook last van epileptische aanvallen. 

In de derde fase verbetert het gedrag weer, het kind maakt opnieuw meer contact. 
De vierde fase van achteruitgang komt niet bij iedereen voor. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies