3H Unité 4

Aujourd'hui
  • Test Unité 4
  • Adrénaline
  • vocabulaire + grammaire
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui
  • Test Unité 4
  • Adrénaline
  • vocabulaire + grammaire

Slide 1 - Tekstslide


A
grimper
B
le défi
C
la sécurité
D
avoir peur

Slide 2 - Quizvraag


A
glisser
B
la hauteur
C
surmonter la peur
D
vite

Slide 3 - Quizvraag


A
vite
B
la chute
C
l'attraction
D
le danger

Slide 4 - Quizvraag


A
la déception
B
les sensations fortes
C
la sécurité
D
l'équilibre

Slide 5 - Quizvraag


A
la chute
B
la hauteur
C
sauter
D
lentement

Slide 6 - Quizvraag


A
le sol
B
le vent

Slide 7 - Quizvraag


A
le sol
B
la roue

Slide 8 - Quizvraag


A
l'aile
B
la roue

Slide 9 - Quizvraag


A
l'aile
B
l'oiseau

Slide 10 - Quizvraag


A
rapidement
B
lentement

Slide 11 - Quizvraag

Ben je het ermee eens?

Slide 12 - Open vraag

Je hebt gelijk

Slide 13 - Open vraag

hoogtevrees hebben

Slide 14 - Open vraag

de faalangst

Slide 15 - Open vraag

L'adverbe - Het bijwoord

Slide 16 - Tekstslide

Een bijwoord zegt iets over een...

1. Een werkwoord: Les garçons vont régulièrement au cinéma. 

( de jongens gaan regelmatig naar de bioscoop. )

2. Een bijvoeglijk naamwoord: Elle est très sympa.

( zij is erg aardig. )

3. Een ander bijwoord: Il marche trop lentement.

( Hij loopt te langzaam. )

4. De hele zin: Heureusement, nous sommes arrivés à l'heure.

( gelukkig zijn  wij op tijd gekomen. )


Slide 17 - Tekstslide

Vorm van het bijwoord

Het bijwoord maak je door achter het bijvoeglijk naamwoord -ment te zetten.

1. eindigt de mannelijke vorm op een klinker? -> direct -ment erachter. Bijvoorbeeld: vrai - vraiment (waar, echt)


2. eindigt de mannelijke vorm op een medeklinker? -> maak het bijv.nw vrouwelijk en zet -ment erachter.

Bijvoorbeeld: direct - directement (meteen), heureux - heureusement (gelukkig)

Slide 18 - Tekstslide

Onregelmatige vormen (p. 64)

Onderstaande bijvoeglijk naamwoorden hebben een onregelmatige vorm voor het bijwoord:

Bijv.Nw                - Bijwoord                                  - Vertaling bijwoord

bon                           bien                                                goed, lekker

meilleur                  mieux                                             beter, lekkerder

mauvais                  mal                                                  slecht

long                          longtemps/longuement        lang

rapide                      vite/ rapidement                        snel

Slide 19 - Tekstslide

Test!

Slide 20 - Tekstslide

Waar zegt het bijwoord iets over?
A
hele zin, zelfstandig naamwoord, werkwoord
B
hele zin, werkwoord, ander bijwoord, bijvoeglijk naamwoord
C
lidwoord, onderwerp, ander bijwoord
D
persoonlijk voornaamwoord, werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Maak van "vrai" een bijwoord.
A
vraiment
B
vrai
C
vraiement
D
vraisement

Slide 22 - Quizvraag

Maak van absolu een bijwoord
A
absolument
B
absoluement
C
absolutement

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Link

Wat moet je doen om een bijwoord te maken van een bijvoeglijk naamwoord dat op een klinker eindigt?
A
-ment erachter
B
eerst vrouwelijk maken, dan -ment erachter

Slide 25 - Quizvraag

Maak van 'lent' een bijwoord
A
Lentement
B
Lentment

Slide 26 - Quizvraag

Maak van 'exceptionnel' een bijwoord
A
exceptionnellement
B
exceptionnelement

Slide 27 - Quizvraag

Maak van 'heureux' een bijwoord
A
heureuxement
B
heureusement

Slide 28 - Quizvraag

Maak van 'sportif' een bijwoord
A
sportifement
B
sportivement

Slide 29 - Quizvraag

Maak van 'bon' een bijwoord
A
bonnement
B
bien

Slide 30 - Quizvraag

Maak van 'meilleur' een bijwoord
A
mieux
B
meilleurement

Slide 31 - Quizvraag

Je parle ...... (snel)
A
rapidement
B
rapide

Slide 32 - Quizvraag

C'est un garçon .... (sportief)
A
sportif
B
sportivement

Slide 33 - Quizvraag

Nous sommes rentrés .....
A
rapidement
B
rapide

Slide 34 - Quizvraag

Tu es ....!
A
terriblement
B
terrible

Slide 35 - Quizvraag

Oefenen/leren voor toets:
  • Apprendres leren 
  • D-toets online maken
  • Oefenen met schrijfopdrachten

Slide 36 - Tekstslide