14/10 WKMD Verleden tijd werkwoorden + spreken

• NT2
• ISK

                                          Welkom!

Startklaar

• Op je plek zitten 
• Telefoon in het Zakkie
• Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
• Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 

Planning donderdag 16 oktober

• Plaatje van de dag
• spreekopdrachten
• verleden tijd werkwoorden (imperfectums)

Lesdoelen: Na deze les ...

• heb ik mijn woordenschat vergroot
• heb ik mijn luistervaardigheid vergroot
• ken ik een deel van de woorden rond het thema lichaam en ziek-zijn 
• ken ik de vormen van de werkwoorden zijn en hebben (gr 1)
• ken ik de verleden tijd van veelgebruikte werkwoorden (gr 3)
• kan ik zinnen gebruiken bij de dokter

Schrijf de woorden op bij het plaatje

Schrijf de woorden op!

(hij is) ziek

de griep

de dokter

de koorts

de keelpijn

(hij is) verkouden

hoesten

de hoofdpijn

de buikpijn

de paracetamol

de medicijnen

het recept

de apotheek

Bij de dokter: voorbeeldzinnen

• Goedemorgen meneer/mevrouw...
• Goedemorgen dokter.
• Wat is er aan de hand?/Kan ik je helpen?
• Ik ben ziek.
• Ik ben verkouden. 
• Ik heb keelpijn.
• Ik heb koorts. 
• Ik hoest.    -> SAMEN LEZEN OP HET PAPIER

 opdrachten maken

oefenen in groepje

Verleden tijd regelmatige werkwoorden: groep 2 + 3

Hoe doe je dat ook alweer?

Sofketchup

ja!

-te/ -ten

ge + -t

nee!

-de/ -den

ge + -d

1. - en

2. laatste letter?

let op!

lange klank.  --> leren --> ik leer

korte klank --> passen  --> ik pas

De verleden tijd op van de werkwoorden in de ik-vorm

1. wandelde
2. fietste
3. sportte

De verleden tijd op van de regelmatige werkwoorden

• Je voegt in de verleden tijd -te(n) of -de(n) toe.
• Voorbeeld: pinnen-ik pinde-wij pinden
• fietsen - ik fietste - hij fietste - wij fietsten

regelmatige werkwoorden

drinken

luisteren

betekenen

moeten

begrijpen

spellen

woonen

schrijven

lezen

______________________

ik-vorm

ik-vorm +t

ik-vorm+ en

onregelmatige werkwoorden (p.24)

zijn 

hebben 

doen

gaan

komen

__________________

uit je hoofd leren !!!!

Wat is het goede werkwoord?
Gisteren .... (doen) de tv het niet.

Wat is het goede werkwoord?
Wij .... (komen) vorige keer niet.

Wat is het goede werkwoord?
Fatima....(gaan, vt.) zaterdag naar de stad.

Wat is het goede werkwoord?
Zij....(zijn) naar de stad .....(gaan)

Wat is het goede werkwoord?
....(zijn) jij vandaag naar school .....?(komen)

Lesdoelen: Na deze les ...

• heb ik mijn woordenschat vergroot
• heb ik mijn luistervaardigheid vergroot
• ken ik een deel van de woorden rond het thema lichaam en ziek-zijn 
• ken ik de vormen van de werkwoorden zijn en hebben (gr 1)
• ken ik de verleden tijd van veelgebruikte werkwoorden (gr 3)
• kan ik zinnen gebruiken bij de dokter