3m na uitleg§ 8.3 straling gebruiken

Hoofdstuk 8.3 Straling
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 8.3 Straling

Slide 1 - Tekstslide

Hoe komt het dat de atoommassa bij een isotoop verschilt
A
ander aantal protonen
B
ander aantal neutronen

Slide 2 - Quizvraag

Een atoom heeft 2 protonen, 3 neutronen en 3 elektronen. Wat is de massa van het atoom?
A
-3 u
B
-1 u
C
5 u
D
7 u

Slide 3 - Quizvraag

Leg uit wat halfwaardetijd is

Slide 4 - Open vraag

De halfwaardetijd van I-123 is 13,2 dagen. Hoeveel procent van de straling is er nog over na 39,6 dagen?

Slide 5 - Open vraag

Lesplan

  • Uitleg over § 8.3
  • Zelf aan de slag met § 8.3 (lezen en maken)
  • Huiswerk volgende les: afmaken t/m § 8.3



Slide 6 - Tekstslide

Straling en licht
In het hoofdstuk licht hebben we het gehad over de zichtbare straling. Deze zichtbare straling bestaat uit het spectrum, alle kleuren van de regenboog. 

De niet-zichtbare straling kunnen we dus niet zien, maar wel bewijzen. Daar gaat dit hoofdstuk over. 

Slide 7 - Tekstslide

Instabiele kernen

Een radioactieve isotoop heeft atoomkernen die instabiel zijn. Daarmee wordt bedoeld dat die kernen spontaan (dus zonder invloed van buitenaf) veranderen.


Op het moment dat zo'n atoomkern verandert, zendt deze een kleine hoeveelheid straling uit. Dit wordt radioactief verval genoemd.

Slide 8 - Tekstslide

Radioactief verval

Als een kern van een radioactieve stof straling geeft, is hij net in verval geraakt. Dan is de kern van het atoom verandert in een andere (niet radioactieve) stof. Dit kunnen alleen radioactieve stoffen en dat kunnen ze maar 1x.


Als ze in verval raken, zenden ze dus straling uit.

Slide 9 - Tekstslide

Halveringstijd

De kernen van een isotoop veranderen steeds door de helft.


Dus een halveringstijd van 300 Bq per dag houdt in:

0 dagen - 300 Bq - 100%

1 dag - 150 Bq - 50% 

2 dagen - 75 Bq - 25%

 etc etc etc

Slide 10 - Tekstslide

Meten van radioactiviteit


Je meet radioactiviteit dus met een geigerteller.


Maar je meet dit in Bequerel (Bq)=1 Bq is 1 veranderde kern per seconde.

Slide 11 - Tekstslide

Straling gebruiken
Straling kun je ook in je voordeel gebruiken. Bijvoorbeeld in het ziekenhuis om bepaalde ziekten te behandelen of bepaalde processen in het lichaam zichtbaar te maken.

Slide 12 - Tekstslide

Soorten straling
De ioniserende straling lopen van minder sterk naar sterk:
Alfa straling
Beta straling
Gamma straling

Slide 13 - Tekstslide

Dracht van straling

Het ene soort straling heeft een veel groter doordringend vermogen dan de andere:

- Alfastraling

- Betastraling

- Gammastraling

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Beschermen tegen straling
De cellen van je lichaam moeten beschermd worden tegen straling. 

Voor UV straling kun je simpelweg een zonnebrand gebruiken, maar sterkere straling heeft een betere bescherming nodig. Rontgenstraling wordt tegengehouden door lood bijvoorbeeld. 

Bekijk de volgende filmpjes. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Het doordringend vermogen verschilt per soort straling.

In welke regel staat de straling in de goede volgorde van een groot naar een klein doordringend vermogen?

A
bèta-gamma-alfa
B
alfa-bèta-gamma
C
gamma-bèta-alfa
D
gamma-alfa-bèta

Slide 19 - Quizvraag

Na welke behandeling is een patiënt tijdelijk radioactief?
A
radioactieve merkstof
B
bestraling van buitenaf
C
bestraling van binnenuit

Slide 20 - Quizvraag

Een tracer wordt meestal in het lichaam gebracht met een injectie.
A
waar
B
onwaar

Slide 21 - Quizvraag

Na het toedienen van een tracer is de patiënt (licht) radioactief.
A
waar
B
onwaar

Slide 22 - Quizvraag

De patiënt ligt daarom tijdens het onderzoek na het toedienen van de tracer onder een looddeken
A
waar
B
onwaar

Slide 23 - Quizvraag