NaskOveral H1.3 Meten en meetinstrumenten (zonder uitleg meetinstrumenten)

H1.3 Meten en meetinstrumenten
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1.3 Meten en meetinstrumenten

Slide 1 - Tekstslide

Weet je nog?
- Een onderwerp dat bij nask behandeld wordt?
- Hoe komt het onderwerp krachten terug in jouw telefoon?
- En hoe zit het met licht?
- En kan je een voorbeeld noemen van een stof die in jouw telefoon terugkomt?
- Waarom doen onderzoekers kwaliteitscontroles?

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveelheden meten
Aantal
Tellen
Volume (hoeveelheid ruimte die stof inneemt) bepalen
Met maatcilinder in:
L = liter / dm= kubieke decimeter
mL =milliliter/ cm= kubieke centimeter


Massa (hoeveelheid stof)
Met weegschaal in:
g= gram
kg= kilogram

Slide 3 - Tekstslide

Grootheden en eenheden
Zie boek bladzijde 24
Grootheid = Eigenschappen die je kunt meten
Eenheid = maat waarin je grootheid meet
Meetinstrument = voorwerp of apparaat dat gebruikt wordt om te meten

Slide 4 - Tekstslide

De grootheid dichtheid

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Dichtheid
- Dichtheid is een stofeigenschap
- Dichtheid geeft aan welke stof zwaarder is bij een gelijke hoeveelheid
- Dichtheid word uitgedrukt in g/cm3 (gram per kubieke centimeter)

Slide 7 - Tekstslide

Doordat dichtheid een stofeigenschap is, kan met behulp van de dichtheid bepaalt worden om welke stof het gaat 

Slide 8 - Tekstslide

Dichtheid berekenen
De formule voor dichtheid is:
                                                 




Dichtheid=volumemassa

Slide 9 - Tekstslide

Dichtheid oefenen

Gegeven: m= 116 gram
V= 6 cm3
Gevraagd: dichtheid in g/cm3
Formule: dichtheid= massa/volume
Oplossing: dichtheid= 116/6 = 19,32 g/cm3

Slide 10 - Tekstslide

Omrekenen

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen (opd 38 & 39 & 40)
38-3: 3 kg = ...... g
38-4: 0,0321 kg = ......... g
38-5: 106 g = ....... kg
38-7: 80,9 g = ....... kg
39-1: 3 L = ......... mL
39-2: 80,9 mL = ....... L
40-3: 40,7 dm3 = ......... L
40-6: 30500 mL = ......... dm3 

timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Oefenen (opd 45 & 46)
45-2: 1,06 m = ......... cm
45-7: 13 cm = ........ m
45-12: 0,0321 m = ......... mm
45-14: 2086 mm = ...... mm
46-2: 7200 s = ......... min
46-6: 20 s = ...... min
1 h = ......... s
0 K = ........ graden Celcius
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Onderdompelmethode
Door een voorwerp in een vloeisstof te doen (onderdompelen), kan het volume bepaald worden

  1.  Beginvolume aflezen
  2.  voorwerp erin doen
  3. Eindvolume aflezen
  4. Eindvolume-beginvolume = volume voorwerp
Stappenplan

Slide 16 - Tekstslide