17 februari 2021 Uitleg CH3 grammaire G: regelmatige ww op -ir

Klas 2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Klas 2

Slide 1 - Tekstslide

timer
5:00
   Klaar met nakijken? Kies uit:
   Open op een ander tabblad:
1) Grandes Lignes >  chapitre 3 > "bij dit hoofdstuk" > uitleg en bronnen > bron E > met/zonder ondertiteling > maak ex. 20cde

2) WRTS > ga woordjes leren

3) Bekijk in LU 17/2 de uitlegvideo's

Probeer deze dingen eerst zelf, zometeen komt de uitleg voor als je er niet uit komt

Slide 2 - Tekstslide

Les devoirs 
Maken/leren voor de volgende les
Werkboek: ex. 19cde, 21, 26cd

LessonUp: Bekijk de uitlegvideo's over grammaire G & I

Leren: 
Chapitre 2: vocabulaire ABEFH --> WRTS (uitleg volgt)
Chapitre 3: vocabulaire F

Herhalen: chapitre 2: vocabulaire ABEFH - grammaire CGI - phrases-clés DJ
Programme d'aujourd'hui
Uitleg grammaire G
Uitleg filmpje kijken in GL met/zonder ondertiteling +
WRTS

Slide 3 - Tekstslide

Les buts
Aan het einde van deze les kun/weet je...
  • Hoe je een regelmatig werkwoord op -ir kan vervoegen
  • Wat je in WRTS moet doen
  • Een filmpje op GL bekijken met of zonder ondertiteling

Slide 4 - Tekstslide

  • Uitleg grammaire G
  • Ex. 26cde

  • Bestudeer zelf grammaire G
  • Je kunt alvast ex. 26cde proberen te maken
  • Je mag ook verder werken in je WB (ex. 21, 22, 23)

  • Kijk in LU of er nog een blauwe opdracht te doen is
  • Bekijk de uitlegfilmpjes




< 6,5

> 6,5

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Grammaire G
Regelmatige werkwoorden op -ir
  • choisir, finir, grandir, rougir, réfléchir, réussir, remplir
  • Présent:

  • (1) Je neemt het hele ww: finir
  • (2) Je haalt er -ir van af: fin
  • (3) Je zet de uitgang er achter

Slide 7 - Tekstslide

Uitgangen 

Je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Le verbe finir

  • -is                     finis                  
  • -is                     finis
  • -it                      finit
  • -issons           finissons
  • - issez             finissez
  • - issent           finissent

Slide 8 - Tekstslide

Uitgangen 

Je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Le verbe finir

  • -is                     finis                  
  • -is                     finis
  • -it                      finit
  • -iss  ons         finissons
  • - iss ez            finissez
  • - iss ent          finissent

Slide 9 - Tekstslide

2 exemples
  • (1) Tu (remplir) ____________ la bouteille.
  • (2) Nous (réfléchir) ___________.

  • (1) remplir         - -ir           + uitgang -is erachter
  • (1) Tu remplis la bouteille.

  • (2) réfléchir     - -ir            + uitgang -issons erachter
  • (2) Nous réfléchissons.
timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ir
Stap 1:
  • Hele werkwoord zonder r (= stam maken)
  • Rougir        -r   --> rougi

  • Stap 2:
  • Zet de juiste vorm van het hulpwerkwoord avoir ervoor
  • hww avoir + voltooid deelwoord =
  • J'ai rougi

Slide 11 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden 
op IR
Je
Tu
Il / elle / on
Nous
Vous
Ils
ISSONS
ISSEZ
ISSENT
IT
IS
IS

Slide 12 - Sleepvraag

Het lijdend voorwerp
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Je kunt het lijdend voorwerp vinden door de vraag te stellen: wie of wat + onderwerp + werkwoordelijk gezegde?

Lindy maakt haar huiswerk.
Wie of wat maakt Lindy? (Wat wordt gemaakt?) Haar huiswerk

Opmerkingen
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.
Een lijdend voorwerp bevat altijd een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord.
Niet in iedere zin staat een lijdend voorwerp.
In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp.
Als het wederkerend voornaamwoord (zich) niet noodzakelijk hoort bij een werkwoord, is het een lijdend voorwerp.
Hij wast zich zich = lijdend voorwerp ( je kunt ook een ander wassen)
Hij schaamt zich zich = deel van het werkwoordelijk gezegde ( je kunt een ander niet schamen.)
Grammaire I
Het lijdend voorwerp - Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Je kunt het lijdend voorwerp vinden door de vraag te stellen: wie of wat + onderwerp + werkwoordelijk gezegde?


Voorbeeld:  Lindy maakt haar huiswerk.

Wie of wat maakt Lindy? (Wat wordt gemaakt?) --> Haar huiswerk --> lijdend voorwerp


Een lijdend voorwerp bevat altijd een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord.
Niet in iedere zin staat een lijdend voorwerp.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg filmpje met/zonder ondertiteling kijken op GL
GL > chapitre 3 > "bij dit hoofdstuk" > uitleg en bronnen > bron E > met/zonder ondertiteling > ex. 19cde

Slide 17 - Tekstslide

Info toets
Inhoud toets:
  • grammaire chapitre 2 (CGI) + 3 (CGI)
  • vocabulaire chapitre 3 (ook phrases-clés, alles FN & NF)

  • Vocabulaire chapitre 2 --> "toets" op WRTS (uitleg komt hierna) --> cijfer op SOM

Slide 18 - Tekstslide

Uitleg WRTS 2H1


  • Log in of maak een account aan met je schoolmail

  • Kies een van de vocalijsten om te leren (A/B/E/F/H)

  • LET OP: voor 1 maart moet je de lijst Klas 2 Chapitre 2: Ne t'inquiète pas! Vocabulaire ABEFH hebben geleerd als 'toets' --> cijfer






Slide 19 - Tekstslide

Uitleg WRTS 2H2


  • Log in of maak een account aan met je schoolmail

  • Kies een van de vocalijsten om te leren (A/B/E/F/H)

  • LET OP: voor 1 maart moet je de lijst Klas 2 Chapitre 2: Ne t'inquiète pas! Vocabulaire ABEFH hebben geleerd als 'toets' --> cijfer






Slide 20 - Tekstslide

Uitleg WRTS 2H3


  • Log in of maak een account aan met je schoolmail

  • Kies een van de vocalijsten om te leren (A/B/E/F/H)

  • LET OP: voor 1 maart moet je de lijst Klas 2 Chapitre 2: Ne t'inquiète pas! Vocabulaire ABEFH hebben geleerd als 'toets' --> cijfer






Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide