07 09 2020_uitleg betoog en wwspelling

V3H
Welkom
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 65 min

Onderdelen in deze les

V3H
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Programma vandaag

  • Toelichting literatuurprogramma
  • Uitleg werkwoordspelling
  • Oefeningen maken 
  • Start betoog




    Slide 2 - Tekstslide

    Leerdoel
    Aan het eind van de les 

    • weet je hoe je werkwoorden correct spelt: nodig om je betoog te schrijven
    • ken je de onderdelen van een betoog
    • maar nu eerst...

    Slide 3 - Tekstslide

    Twee leesboeken kiezen
    • Let op: minstens niveau 3 / 4 van jeugd 12-15 jaar, minimaal één Nederlandse auteur, collectie Lezen voor de lijst
    • Zoeken in mediatheek, bibliotheek of thuis


    • Na de herfstvakantie beide boeken uit
    • Lezen in de klas én dus ook thuis!

    Slide 4 - Tekstslide

    Is dit allemaal gelukt? 
    • kiezen van boeken  
    • groepje gemaakt
    • score werkwoordspelling geüpload

    Slide 5 - Tekstslide

    Doel: literatuurprogramma presenteren
    • TEA 2
    • presentatie met vier personen
    • ieder groepslid leest de twee boeken
    • vorm: à la DWDD
    • inhoud: analyse over tijd, ruimte, verhaallijn, perspectieven, etc.

    Slide 6 - Tekstslide

    Werkwoordspelling
    schema blz. 270 bekeken?

    Slide 7 - Tekstslide

    Even checken!
    1. Er is de laatste tijd zo veel ....[gebeuren].
    2. Edward ...[aanvaarden] zijn taak als groepsleider.
    3. Ik ....[worden] altijd vrolijk als het mooi weer is.
    4. [Vinden].... je broer het leuk als ik langs kom?
    5. Simone ...[lachen] me gisteren in mijn gezicht uit.
    6. Daar ....[verbazen,  voltooide tijd] ik me echt niet over....., hoor!

    Slide 8 - Tekstslide

    Even checken!
    1. Er is de laatste tijd zo veel gebeurd.
    2. Edward aanvaardt zijn taak als groepsleider.
    3. Ik word altijd vrolijk als het mooi weer is.
    4. Vindt je broer het leuk als ik langs kom?
    5. Simone lachte me gisteren in mijn gezicht uit.
    6. Daar heb ik me echt niet over verbaasd, hoor!

    Slide 9 - Tekstslide

    Hoe bepaal je of een 
    ww een PV is?

    Slide 10 - Tekstslide

    Stappenplan werkwoordspelling 
    Het werkwoord is een pv: 
    1. tegenwoordige tijd? 
    2. enkelvoud: ik-vorm voor ik & jij erachter / andere vormen: ik-vorm + t
    3. meervoud: hele ww
    4. verleden tijd zwak ww? => T eX FoKSCHaaP' + -te /-ten
    5. verleden tijd sterk ww? => klankverandering


    Slide 11 - Tekstslide

    Stappenplan werkwoordspelling 
    Het werkwoord is GEEN pv 
    1. volt. deelwoord => verlengproef / T eX FoKSCHaaP ("beloofd" => "het beloofde cadeau")  OF
    2. het is een bijv. gebruikt volt.dw => zo kort mogelijk ("de beklede bank") ("de gewonnen wedstrijd") OF 
    3. het is een infinitief  ("spelen") OF
    4. het is onvolt. deelwoord: infin. + d ("lachend")

    Slide 12 - Tekstslide

    Slide 13 - Tekstslide

    Tips voor ww-spelling
    Schrijf ik:
    • --d of --dt ?     word of wordt? => 1e of 3e persoon TT
    • --d of --t  ?       verdiend of verdient? => volt.dw of TT
    • --d of --t ?        gebeurd of gebeurt? => volt.dw of TT
    • --te(n) of --tte(n) ?   miste of mistte ? => stam met/zonder t?
    • --de(n) of --dde(n) ?    verbrede of verbreedde? => bijv. gebruikt vtd of zwak VT met d in stam

      

    Slide 14 - Tekstslide

    Aan de slag!

    1. Spelling: hoofdstuk 1: opdracht 12, pag. 39
    2. Klaar? vergelijken met buur
    3. Wat is de juiste vorm?






    timer
    10:00

    Slide 15 - Tekstslide

    "Het ....(worden) je vanzelf wel duidelijk”, zei de directeur tegen mij
    A
    wordt
    B
    word

    Slide 16 - Quizvraag

    Hoeveel dat allemaal moest ...(kosten), was gisteren nog niet bekend
    A
    kosten
    B
    kostten

    Slide 17 - Quizvraag

    In de afgelopen maanden is de schuld helaas sterk ...(groeien).
    A
    gegroeit
    B
    gegroeid
    C
    groeiend

    Slide 18 - Quizvraag

    Er worden meestal pas maatregelen genomen als er iets ergs ...(gebeuren).
    A
    gebeurd
    B
    gebeurt

    Slide 19 - Quizvraag

    Ik voelde me daar toen snel thuis, omdat ze mij toen heel goed .....(begeleiden).
    A
    begeleiden
    B
    begeleidden

    Slide 20 - Quizvraag

    Als je het al ....(beloven) hebt, moet je het uiteraard wel doen.
    A
    beloofd
    B
    belooft

    Slide 21 - Quizvraag

    Het stimuleren van de economie ...(vertalen) zich in een hoger financieringstekort.
    A
    vertaald
    B
    vertaalt

    Slide 22 - Quizvraag

    De ....(verkleden) clown liet me erg schrikken.
    A
    verkleden
    B
    verkleedde
    C
    verklede

    Slide 23 - Quizvraag

    Hoe kun je de zin korter maken?
    • Ik houd van het carnavalsfeest en  ik houd van het sinterklaasfeest.
    • ...
    • Ik houd van het carnavalsfeest en (...) het sinterklaasfeest.
    • dit is een samentrekking


    Slide 24 - Tekstslide

    Samentrekking controleren op
    • dezelfde functie (ow, lv)
    • dezelfde betekenis 
    • hezelfde getal (ev, mv)



    Slide 25 - Tekstslide

    Vind de foute samentrekking
    1. functie: *De vakantie duurt twee weken en besteden we aan een tripje. 
    2. betekenis: *Hij geeft weinig om zijn vriend, maar hem wel een kado. 
    3. getal: *Hier wordt een huis gebouwd en nieuwe appartementen geplaatst.


    Slide 26 - Tekstslide

    Komma, puntkomma, dubbele punt en aanhalingstekens

    Slide 27 - Tekstslide

    Leestekens erbij?
    • Zeg wordt het niet eens tijd dat de hockeycompetie begint Rianne
    • ...
    •  Zeg, wordt het niet eens tijd dat de hockeycompetie begint, Rianne?

    Slide 28 - Tekstslide

    Komma: rust in de zin
    • Bij aanspreking: Hé, Walter!
    • Bij opsomming (maar niet voor 'en')
    • Tussen twee pers.vormen
    • Tussen hoofd- en bijzin als de delen lang zijn: We zijn veel te laat gekomen, omdat we in de file stonden
    • Voor en na een bijstelling: Willem-Alexander, onze koning, gaf een indringende toespraak. 

    Slide 29 - Tekstslide

    Dubbele punt: aankondiging
    • Bij citaat (directe rede), met aanhalingstekens
    • Bij gedachte, zonder aanhalingstekens
    • Bij een opsomming
    • Bij uitleg of toelichting 

    Slide 30 - Tekstslide

    Aanhalingstekens:
    • bij directe rede of citaat
    • De leerling zei: "Ik ben echt op tijd, mevrouw!"
    • De leerling zei dat hij echt op tijd was.


    • Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis: 
    • schrijf je 'scan' met een c of met een k? 
    • Spottend: Die 5-0 nederlaag is een 'prima' resultaat.

    Slide 31 - Tekstslide

    Puntkomma
    • bij twee hoofdzinnen die sterk met elkaar samenhangen. 
    • Morgen zal op de bovenverdieping van de school nieuwe ventilatie geplaatst worden; alle lessen gaan door in de Brinkwal.  
    • na de lange onderdelen van een opsomming 

    Slide 32 - Tekstslide

    Aan de slag!
    1. Formuleren: hoofdstuk 1: opdracht 3, pag. 34-35
    2. Lees vooraf het theorieblok samentrekking controleren (pag. 34). 
    3. Spelling: hoofdstuk 5: opdracht 2, pag. 162/163






    timer
    10:00

    Slide 33 - Tekstslide

    Betoog

    Slide 34 - Tekstslide

    Ingrediënten
    1. Prikkelende inleiding met standpunt
    2. Argumenten die op feiten gebaseerd zijn
    3. Signaalwoorden
    4. Elk argument één alinea
    5. Krachtig slot

    Slide 35 - Tekstslide

    Slide 36 - Tekstslide

    Klopt deze zin?
    Houd je broer veel van skaten? 

    Slide 37 - Tekstslide

    Wat is er fout aan deze zin?
    Het is belangrijk dat ik in de ballon blijf zitten omdat ik gekozen ben en de minister-president.  

    Slide 38 - Tekstslide