Haal de persoonsvorm en het onderwerp uit een zin!

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je de persoonsvorm en het onderwerp uit een zin halen.

Slide 2 - Tekstslide

Vertel de leerlingen het leerdoel van de les.
Wat weet je al over de
persoonsvorm en onderwerp
in een zin?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een persoonsvorm?
Een persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat aangeeft wat er gebeurt. Bijvoorbeeld: Ik fiets naar school.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat een persoonsvorm is en geef een voorbeeldzin.
Wat is een onderwerp?
Het onderwerp is datgene waar de zin over gaat. Bijvoorbeeld: De hond rent door het park.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit wat een onderwerp is en geef een voorbeeldzin.
Vind de persoonsvorm
Welk woord in deze zin is de persoonsvorm? De kat drinkt melk.

Slide 6 - Tekstslide

Vraag de leerlingen om de persoonsvorm in de zin te vinden.
Vind het onderwerp
Wat is het onderwerp van deze zin? De zon schijnt op het strand.

Slide 7 - Tekstslide

Vraag de leerlingen om het onderwerp in de zin te vinden.
Persoonsvorm en onderwerp vinden
Hoe vind je de persoonsvorm en het onderwerp in een zin?

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit hoe je de persoonsvorm en het onderwerp in een zin kunt vinden.
Oefenzin 1
Vind de persoonsvorm en het onderwerp in deze zin: Mijn broertje speelt graag met de bal.

Slide 9 - Tekstslide

Geef een zin waarin de leerlingen de persoonsvorm en het onderwerp moeten vinden.
Oefenzin 2
Vind de persoonsvorm en het onderwerp in deze zin: Zij lezen samen een boek.

Slide 10 - Tekstslide

Geef een zin waarin de leerlingen de persoonsvorm en het onderwerp moeten vinden.
Oefenzin 3
Vind de persoonsvorm en het onderwerp in deze zin: De vogels fluiten in de bomen.

Slide 11 - Tekstslide

Geef een zin waarin de leerlingen de persoonsvorm en het onderwerp moeten vinden.
Waarom is het belangrijk?
Waarom is het belangrijk om de persoonsvorm en het onderwerp te kunnen vinden?

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om de persoonsvorm en het onderwerp te kunnen vinden.
Samenvatting
Wat hebben we vandaag geleerd?

Slide 13 - Tekstslide

Vat de les kort samen.
Oefenzin 4
Vind de persoonsvorm en het onderwerp in deze zin: Jij eet je boterhammetjes op.

Slide 14 - Tekstslide

Geef een zin waarin de leerlingen de persoonsvorm en het onderwerp moeten vinden.
Oefenzin 5
Vind de persoonsvorm en het onderwerp in deze zin: De trein vertrekt om 8 uur.

Slide 15 - Tekstslide

Geef een zin waarin de leerlingen de persoonsvorm en het onderwerp moeten vinden.
Oefenzin 6
Vind de persoonsvorm en het onderwerp in deze zin: Wij gaan vanmiddag naar de film.

Slide 16 - Tekstslide

Geef een zin waarin de leerlingen de persoonsvorm en het onderwerp moeten vinden.
Waar vind je de persoonsvorm?
Waar kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 17 - Tekstslide

Leg uit waar je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
Waar vind je het onderwerp?
Waar kun je het onderwerp in een zin vinden?

Slide 18 - Tekstslide

Leg uit waar je het onderwerp in een zin kunt vinden.
Oefenzin 7
Vind de persoonsvorm en het onderwerp in deze zin: De kinderen spelen in de tuin.

Slide 19 - Tekstslide

Geef een zin waarin de leerlingen de persoonsvorm en het onderwerp moeten vinden.
Oefenzin 8
Vind de persoonsvorm en het onderwerp in deze zin: Zij luistert naar de muziek.

Slide 20 - Tekstslide

Geef een zin waarin de leerlingen de persoonsvorm en het onderwerp moeten vinden.
Oefenzin 9
Vind de persoonsvorm en het onderwerp in deze zin: De juf legt de som uit.

Slide 21 - Tekstslide

Geef een zin waarin de leerlingen de persoonsvorm en het onderwerp moeten vinden.
Toepassen in eigen zinnen
Schrijf drie zinnen waarin je de persoonsvorm en het onderwerp gebruikt.

Slide 22 - Tekstslide

Laat de leerlingen zelf zinnen schrijven waarin ze de persoonsvorm en het onderwerp gebruiken.
Einde van de les
Bedankt voor het meedoen! Tot de volgende les.

Slide 23 - Tekstslide

Sluit de les af.